- 123 - verstandig aan zou doen, om alvorens een voorstel aan de raad te doen, alternatieven voor stalling en opslag te onderzoeken. Zoals uit het voorliggende stuk blijkt en ons reeds was gebleken bij bestudering van de stukken van de cie. openbare werken en eigendommen, is hieraan slechts die aandacht besteed, die is weergegeven in de zin van het voorstel op bladzijde 3, derde alinea, en ik citeer nu: Het alsnog zoeken naar alternatieve vestigingsmogelijkheden heeft naar onze mening niet veel zin. Een dergelijk alternatief zou zonder alle omstandigheden moeten liggen binnen zijn melkwijk en zal neerkomen op een vestiging in het buitengebied." Op onze vraag aan de voorzitter van die cie. op basis van welke argu menten deze stelling houdbaar was, bleek deze geen argumenten bij de hand te hebben. Ja, zelfs de begrenzing van de melkwijk van de heer Simon bleek onbekend. Wij hebben toen gevraagd* de stelling alsnog hard te maken. Dit is niet gebeurd. Wij hebben geen enkel argument gevonden in het voor liggende voorstel, waarmee de geciteerde stelling wordt onderbouwd. Ergo, de stelling is of onmogelijk te onderbouwen of er wordt, middels het achterwege laten van een onderbouwing, een duidelijke minachting voor een minderheidsopvatting gedemonstreerd. Mijnheer de voorzitter, de op twee na laatste alinea, luidende,en ik citeer wederom: Wethouder Vermeulen is n.l. van mening, dat het gemeentebelang hier niet zodanig bij betrokken is, dat het gerechtvaardigd is om af te "zien van de algemene beleidslijn om dergelijke panden openbaar te verkopen"einde citaat. krijgt in het licht van bovenstaande wel de zakelijke onderbouwing die überhaupt nodig is om welk argument dan ook te kunnen staande houden Dit alles, mijnheer de voorzitter, vormt voor mijn fractie aanleiding u te verzoeken, het college in meerderheid te bewegen dit voorstel voor dit moment terug te nemen en de andere fracties te vragen hiermee in te stemmen. Hierbij, mijnheer de voorzitter, gaan we dan nog niet in op het feit, dat andere gemeentenaren op een minstens even goede titel recht zouden kunnen doen gelden op onderhandse verkoop aan hen van het pand Haansbe 34. Ook gaan we dan nog niet in op het arbitrair zijn van de stelling dat de voorgestane stalling en opslag zo passend in de H-structuur is. De heer van de Goorbergh deelt het volgende mede: Mijnheer de voor zitter, er is lange tijd gepraat over een vestiging voor de heer Simon. Daarbij is o.a. aan de orde gekomen mogelijkheden van vesti ging in de Grient. In het verleden heeft het C.D.A. reeds gezegd, dat zij niet ziet, dat een rendabele vestiging in de wijk De Grient moge lijk is voor een detailhandelsbedrijf. Bovendien ligt een aantal detailhandelsbedrijven op een zodanig bereikbare afstand voor de toekomstige bewoners van de Grientdat men hier niet kan spreken van een situatie, waarin niet voldoende winkelvoorzieningen, in de nabijheid zouden zijn. Wat betreft de oplossing, die in het verleden aangedragen is: even tueel een vestiging van een winkel samen met stallingsruimte voor een rijdende winkel, is dit om twee redenen gecanseld: Ten eerste omdat het C.D.A. in het verleden betoogd heeft, dat wellicht op deze wijze tot een vestiging over zou kunnen gaan maar dat dit niet afdoet aan het principe, dat de wijk als zodanig voor het vestigen van een de tailhandel te klein is. Het C.D.A. heeft toen ook gezegd, dat juist voor dit soort wijken een rijdende winkel een ideale voorziening is om die consumenten, die problemen hebben met het bereiken van winkels m.n. moeders van jonge kinderen, bejaarden en invalide mensen op die

Raadsnotulen

Etten-Leur: 1936-1979 | 1979 | | pagina 286