- 115 - hoofdelijke stemming besloten tot het treffen van een aantal ver keersmaatregelen a. delegatie van de bevoegdheid tot het nemen van tijdelijke ver keersmaatregelen Naar aanleiding hiervan wil de heer van den Goorbergh nogmaals benadrukken, dat als er situaties zijn, waarin tijdelijke ver keersmaatregelen genomen worden niet alleen naar de verkeerstech nisch noodzaak gekeken moet worden maar dat dan ook rekening gehouden dient te worden met belangen van bedrijven en instellingen die wellicht gehinderd worden in hun functioneren. Het zou nuttig zijn om de overlast, die door deze maatregelen veroorzaakt wordt, tot het minimum te beperken en eventueel door middel van aanwij zingen het publiek de mogelijkheid te geven om zo goed mogelijk de betreffende bedrijven te bereiken. De heer Ackermans deelt het volgende mede: Mijnheer de voorzitter, bij dit agendapunt wordt ons gevraagd de delegaties aan burgemeeste en wethouders te verruimen. Ook onder punt 13 van deze agenda prijkt een soortgelijk voorstel. Daarom is hetgeen ik hierna ga zeggen, op deze beide punten van toepassing. Mijnheer de voorzitter, met het college zijn wij van mening dat bestuurlijke slagvaardigheid vereist, dat beslissingen genomen moeten kunnen worden op zo'n korte termijn, dat uitstel tot be handeling in de raadsvergadering mogelijk wordt, niet gewenst is. Daarenboven moeten er besluiten worden genomen die uitvloeisel zijn van door de raad genomen algemene beleidsbeslissingen en besluiten, die van zo'n geringe betekenis zijn, dat behandeling in de raad slechts formeel gebeurt. Niet voor niets voorziet artikel 212 van de gemeentewet in de mo gelijkheid, dat de raad haar bevoegdheden - ten dele- overdraagt aan het college van burgemeester en wethouders, het zogeheten delegeren. Deze delegaties worden door de raad vastgesteld. Door ons voorgaan de raden is dat in het verleden op ruime schaal gebeurd. Naar de mening van mijn fractie, mijnheer de voorzitter, zijn er enerzijds bevoegdheden gedelegeerd, \yaarvan wij op dit moment vinden, dat die delegatie ongedaan gemaakt moet worden en anderzijds is er nagelaten bevoegdheden te delegeren waarvan wij vinden, dat ze wel gedaan moeten worden. Ik sluit niet bij voorbaat uit, dat tot deze laatste categorie de beide hier gevraagde, gerekend kunnen worden. Met onze anderzijds-redenering" is het college het in ieder ge val - getuige de voorliggende voorstellen- eens. Of zij het met onze enerzijds-stelling" ook eens zijn, kunnen wij tot op dit moment - helaas- niet beoordelen, omdat het college over het gehele pakket van delegatie-bevoegdheden, de discussie met de raad nog) niet is aangegaan. Zulks, terwijl er naar aanleiding van een opmerking onzerzijds daar over gedaan in onze algemene beschouwing van dit begrotingsjaar en daarop volgende raads- en commissievergaderingen - bij herhaling door het college is toegezegd, die discussie te zullen aangaan. Mijnheer de voorzitter, nu dit laatste nog niet is gebeurd, kan naa de mening van mijn fractie niet in redelijkheid van ons worden verwacht, dat wij uitbreiding toestaan. Temeer niet, daar ons de spoedeisendheid van de gevraagde delegatiebevoegdheden ontgaat. Dat ze zo spoedeisend zijn, dat niet gewacht kan worden tot ze door het college in de toegezegde integrale diskussie kunnen worden ingebracht, gaat er bij ons vooralsnog niet in. Hoezeer ze op zich wellicht ook gewenst zijn. Mijnheer de voorzitter, mijn fractie stelt zich- resumerend- op het standpunt, dat hun weigering op dit moment - in afwachting

Raadsnotulen

Etten-Leur: 1936-1979 | 1979 | | pagina 278