- ke - verleend moet worden en vervolgens het schoolbestuur nogmaals te verzoe ken de motieven schriftelijk naar voren te brengen waarom een samen werkingsschool niet gewenst wordt. De heer Geerts zegt, dat zijns inziens eerst een discussie met het schoolbestuur moet worden gevoerd alvorens een besluit tot medewerking te verlenen. Mevrouw Zuïjdwijk zegt, dat de moeilijkheden haar inziens te vinden zijn door de statuten wijzigingtdie daarvoor zou moeten plaatsvinden. Volgens spreësterzou het wellicht zinnig zijn om voor deze school een aparte stichting in het leven te roepen. Volgens wethouder de Bruijn liggen de moeilijkheden niet op statutair vlak doch een principiële kwestie van het katholiek schoolbestuur. Mevrouw Zuijdwijk zegt dan te willen wachten met het geven van toe stemming totdat meer duidelijkheid is verkregen. Op de vraag van mevrouw Zuijdwijk wat de mening is van het p.c. schoolbe stuur deelt wethouder de Bruijn mede, dat ook dit schoolbestuur niets voelt voor een samenwerkingsschool. De heer Quaijtaal vraagt zich af of het verzoek om medewerking wel aange- houden mag worden gezien het feit, dat het verzoek voldoet aan de wet en aan de onderwijsnota, omdat er vanuit gegaan mag worden dat de onderwijs- prognose juist is. De raad kan daarom zijns inziens niets anders doen dan zijn eigen onderwijsnota onderschrijven. De heer WLuijkx zegt zich te scharen achter het standpunt van de heer Qua i j taa1 Mevrouw van Bezooijen zegt zich niet te kunnen voorstellen, dat het p.c. schoolbestuur een samenwerkingsschool niet zou wensen. Dat ook het p.c. schoolbestuur een samenwerkingsschool niet wenst is volgens de heer Quaijtaal uit de discussie niet duidelijk naar voren gekomen Mevrouw Jacobs zegt, dat tijdens de oprichting van scholen in Grauwe Polder Appèl een gesprek heeft gehad met het hoofd van de p.c. school die toen geporteerd was voor een samenwerkingsschool, waarop de heer A. Vermeulen mededeelt, dat niet het schoolhoofd, doch het schoolbestuur uitmaakt wat voor school er gesticht wordt. Spreker zegt, dat de raad medewerking moet verlenen volgens de vastgestelde onderwijsnota. De heer W. Aerts wenst het voorstel niet aan te houden, doch de suggestie van wethouder de Bruijn over te nemen om met de schoolbesturen zo mogelijk een regeling te treffen. De heer Geerts zegt de argumentatie van wethouder de Bruijn niet afdoende te vinden. Hij zou liever met vrije handen aan een gesprek beginnen en stelt voor om het college de opdracht te geven om met de schoolbesturen te proberen een formule te vinden waarop alle kleuters in plan "De Grient" naar school kunnen. Volgens de heer Quaijtaal kan dit gesprek resulteren in een negatief resultaat hetgeen zou inhouden, dat in een volgende vergadering het verzoek wederom aan de orde moet worden gesteld. Mevrouw Zuijdwijk zegt geen moeite te hebben met een kleuterschool in plan "De Grient" maar wel met het feit, dat circa 20 kleuters in De Grient geen onderwijs kunnen krijgen. Zij vraagt of het mogelijk is om binnen een week de schoolbesturen de schriftelijke verklaring te laten indienen gezien het feit, dat op 25 april a.s. wederom een raadsvergadering wordt gehouden. Ten aanzien van het pleidooi van de heer Geerts zegt wethouder de Bruijn dat alle kleuters in De Grient naar deze kleuterschool kunnen, tenzij het gesplitste klassen zouden moeten zijn voor het bijzonder,p.c. en openbaar onderwijs. De heer Geerts zegt, dat zoveel mogelijk tegemoet moet worden gekomen aan de verschillende geloofsrichtingen. Ook is spreker van mening, dat de schoolbesturen eerst schriftelijk hun bezwaren moeten kenbaar maken. Wethouder de Bruijn zegt hierop, dat door het bestuur van de Stichting Katholiek Onderwijs Etten-Leur Centrum schriftelijk de motieven zijn

Raadsnotulen

Etten-Leur: 1936-1979 | 1978 | | pagina 219