- 33 -
om het filiaal Noord, waarvandaan het bibliotheekwezen in onze gemeente
is ontstaan, zeker niet te ver naar een achterplan te schuiven. Een
vergelijking van dit filiaal met dat in Grauwe Polder is niet mogelijk.
Zowel qua gebouw als boekenbezit.
De heer Qua ij taal stelt, dat een en ander aan wettelijke bepalingen
gebonden is. Toch heeft hij een opmerking over de huisvestingsproblema
tiek, waarvan op blz. 5 gesteld wordt, dat daar een studie over gemaakt
wordt. Hij wijst op het feit, dat een gebouw maar eenmaal weggegeven kan
worden. Al enkele jaren wordt er gespeeld met de gedachte, dat bij
het verlaten van het Nobelaercomplex door het vormingscentrum, de vrijge
komen ruimte voor St. Frans beschikbaar zou kunnen komen. Nu leest hij weer,
dat er bovendien ruimte voor de bibliotheek gecreëerd zou moeten worden.
Zijn conclusie is, dat het huidige gebouw van de Nobelaer te klein is
voor beide instituten. Hij stelt daarom voor om de uitbredingsmogelijk-
heid van de Nobelaer in deze studie te betrekken en spreker denkt dan aan
het daarvoor beschikbare terreintje aan het plein, tegenover "De Harre".
Naar aanleiding van de vragen van de heer van der Lee en mevrouw
Zuijdwijk deelt de voorz i tter mee, dat het college zeker niet van plan
is om de bibliotheek Noord te ver vooruit te schuiven. Van de andere
kant betreft het een vrij kostbare zaak en dient een en ander tegen
elkaar te worden afgewogen. Overigens wordt met betrekking tot het filiaal
Noord op korte termijn een tijdelijke voorziening gecreëerd.
Ook zat het college graag op het voorstel van de heer Quaijtaal ingaan.
Maar ook hier wijst spreker weer op de grote financiële consequenties.
Behalve bibliotheek en St. Frans heeft de Nobelaer zelf ook nog plannen
voor uitbreiding, de z.g. bioscoopplannen. Een en ander is zeker een
uitgebreide studie waard.
Spreker stelt hierna voor om de vergadering te schorsen voor de z.g.
koffiepauze, waarna verder op de financiëringsvragen van de heer
van der Lee zal worden ingegaan.
Na heropening van de vergadering deelt de voorz i tter mede het bibliotheek-
bestuur indertijd gewezen heeft op de mogelijkheid, dat de gemeente in een
keer en per aanschaffing de boeken subsidieert. Daarop zou de gemeente
dan van het rijk een bedrag van ongeveer 20% terugkrijgen. Het college
acht het echter beter, dat het bibliotheekbestuur een lening sluit
met een afschrijving. Daarop is dan dezelfde rijkssubsidie te verkrijgen,
n.l. op de jaarlijkse lasten.
Dat is voor de gemeente financieel aantrekkelijker. Uit een overleg met
het bibliotheekbestuur is komen vast te staan, dat hiervan geen halszaak
gemaakt wordt. Hierover zal ook nog nader overleg plaats vinden. Wel
wijst hij er in dit verband op, dat vóór 1 april de subsidieaanvraag inge
zonden moet zijn. Daarom stelt hij voor om het plan, zoals het er nu ligt,
in te sturen. Mocht uit het overleg met het bibliotheekbestuur met betrek
king tot de financiering blijken, dat zij terzake reële opmerkingen hebben,
dan zouden provincie en ministerie alsnog van deze opmerkingen op de
hoogte gesteld kunnen worden.
De heer van der Lee verklaart zich hiermee accoord, terwijl mevrouw Zuijdwijk
voorstelt om deze financiering op dit moment uit het plan te lichten.
De voorz i tter zegt, dat dit niet mogelijk is, omdat dit niet gescheiden
kan worden.
Mevrouw Zuijdwijk zegt, dat vóór 1 april hierover nog contact met het
bibliotheekbestuur zou kunnen worden opgenomen.
De voorz i tte r zegt, dat heti col lege verzekerd is, dat ten aanzien van
deze financiering er voor het bibliotheekbestuur geen enkel nadeel te
vrezen is. Zou het tegendeel blijken, dan zal dit alsnog worden doorge-
spee1d
Op de vraag van de heer van der Lee of er al voorbeelden bekend zijn
van andere gemeenten, waar de financiering op deze wijze toegepast wordt
antwoordt de voorzi tter, dat hij dat niet verwacht, omdat deze regeling
vrij nieuw is. Mochten er dergelijke voorbeelden zijn, dan zal hij
de raad daarvan op de hoogte stellen.