- 25 -
op de vóórmobilisatie in 1939 mocht ik hier drie maanden op proef - en
voor niks natuurlijk - komen helpen als vijfde ambtenaar van de secre
tarie. Een van de andere vier ambtenaren - juffrouw Kuijlaars - is tot
mijn groot genoegen hier nog aanwezig. Helaas kan een tweede ambtenaar,
Janus Vergouwen, ons wandelend bevolkingsregister, met zijn vrouw
Dientje, concierge toen, door ziekte hier niet bij zijn. Ik wens hun
vanaf deze plaats een spoed 'vg herstel toe.
Bijzonder blij ben ik met de aanwezigheid hier van oud-wethouder Feskens,
mèt oud-wethouder Pijs na ruim 20 jaar wethouder, een begrip voor Etten-
Leur. Bij hun allereerste optreden als wethouder in september 1939 be
sloten zij mij als schrijver in vaste dienst bij de gemeente aan te
stellen. Ik kan mij zo voorstellen, dat hun later wel eens het gevoel
bekropen is, dat zij hiermee een soort "Paard van Troje" in Etten-Leur
hebben binnengehaald. Intussen, wethouder Feskens, loopt die "knol"
nog steeds mee en hij hoopt, dat u hiervan nog jaren getuige moge zijn.
Erkentelijk ben ik ook de gemeenteraad uit de periode 19^9"1953, die
mij eind 1952 na een wat bewogen voorspel benoemde tot gemeentesecretaris
met ingang van 1 maart 1953- Het doet mij goed, dat nog een vrij groot
aantal raadsleden uit die tijd hierbij tegenwoordig kan zijn. Twee hier
van maken zelfs nog deel uit van de huidige raad. Wethouder Luijkx heeft
mij in een openhartige bui weieens toevertrouwd, dat die benoeming een
van zijn grootste wandaden als gemeenteraadslid is geweest. En dat is
niet niksl "Je kunt niet altijd tevoren overzien hoe je beslissingen
zullen uitpakken en zeker niet, dat ze nog zo lang kunnen doorwerken",
voegde hij er verklarend aan toe!
Na een wat moeilijke beginperiode met het geschorste benoemingsbesluit
kon onder burgemeester Godwaldt in een grote eengezindheid tussen het
college van burgemeester en wethouders en de raad, de industrialisatie
opdracht aangepakt worden. Voor een jonge gemeentesecretaris was dat
natuurlijk heerlijk werk, vooral omdat ik daarbij kon steunen op een
aantal kwalitatief en mentaal bijzonder goede ambtenaren, waarvan
enkelen ook al bijna aan hun zilveren ambtsjubileum hier in Etten-Leur
toe zijn. Dankbaar ben ik voor de kansen, die ik in die periode - en
ook daarna - heb gekregen en voor de enthousiaste medewerking, die ik
daarbij ook ambtelijk mocht ondervinden. Onder burgemeester Oderkerk,
die zich eveneens bijzonder verdienstelijk heeft gemaakt voor onze
gemeente, werd het slagvaardig beleid vrijwel ongewijzigd voortgezet,
zij het met een wat andere aanpak, aangepast aan diens eigen stijl.
Na 1970 echter werd ook het gemeentebestuur bij sterk wijzigende maat
schappelijke inzichten in toenemende mate geconfronteerd met vragen
om meer openheid en inspraak in het gemeentelijk beleid, terwijl ook
vanuit de gemeenteraden, sterker gepolitiseerd dan voorheen, steeds
meer aangedrongen werd op vroegtijdige inschakeling van raadsleden via
commissies bij de voorbereiding van gemeentelijke plannen. De tot dusver
gevolgde snelle en slagvaardige aanpak, hoe efficient op zichzelf ook,
werd steeds minder aanvaard. De bekende commissie Merkx gaf hieraan
uiting in een breed doorwerkende nota "een goede raad". Hierin werd
voor de raad en de raadsleden opnieuw de positie opgeëist, die in feite
door de wetgever al meer dan honderd jaar aan de gemeenteraad was toe
bedeeld, namelijk hoofd van de gemeente, dus het hoogste bestuurs
orgaan en niet een soort controlerend en fiatterend parlement ten opzichte
van het college van burgemeester en wethouders, dat traditioneel het
gemeentelijk beleid steeds voorbereidde, gestalte gaf, presenteerde en
uitvoerde. Deze nadere bezinning op de positie van de gemeenteraad
heeft bij verdere ontwikkeling in deze richting echter ook belangrijke
gevolgen voor de positie en de wijze van functioneren van de gemeente
secretaris en via hem voor het met hem verbonden gemeentelijk apparaat.
Want ofschoon de gemeentesecretaris de wettelijke opdracht heeft ge
kregen alle gemeentelijke bestuursorganen, te weten de gemeenteraad,