ft
- 24 -
Onder applaus verhandigt de heer van Dam aan de heer Snijders een
schaakbord
4. ilHiema verleent de voorzitter het woord aan de secretaris, die zich als
volgt tot de aanwezigen richt:
"Burgemeester, dames en heren raadsleden, geachte genodigden.'
Daar sta je dan! In een situatie, waarin je als het ware vanzelf terecht
komt na een benoemi ngp ru ru i m vijf en twintig jaar geleden, en na een
ambtsperiode, waarin je in goede gezondheid gelukkig geen al te domme
dingen gedaan hebt. En ofschoon dit alles nog steeds voortduurt, is het
inderdaad zo, dat een ambtsperiode van vijf en twintig jaar vrijwel
steeds als een mijlpaal wordt gezien, die men aangrijpt om samen met de
jubilaris in een feestelijke omlijsting terug te blikken op zijn verleden
in die functie. Men is dan graag bereid om hem in het zonnetje te zetten
en daarbij vooral het licht te laten vallen op alle positieve dingen,
die over hem met meer of minder reden naar voren gebracht kunnen worden,
ledereen weet en aanvaardt dat. Ook de jubilaris! Maar zijn zelfkennis
zal meestal wel groot genoeg zijn om te beseffen, dat hierdoor het
positieve beeld overbelicht wordt en dat men veelal weinig behoefte
heeft om op zo'n dag de nadruk te leggen op de toch bij ieder aanwezige
zwakkere punten en op de minder gelukkige daden of gebeurtenissen uit
het verleden.
Hij zal zich ook realiseren, dat veel van wat in het verleden bereikt
werd, en dat in zeer sterke mate aan zijn inbreng of initiatief wordt
toegeschreven, in feite voor het grootste deel door anderen of met hulp
van vele goede medewerkers tot stand kon worden gebracht.
Soms zijn het ook gewoon bijzonder gunstige omstandigheden of ontwikke
lingen, die dit mogelijk hebben gemaakt en waardoor bepaalde initiatieven
gemakkelijk konden slagen. Het maakt veel uit of men in dit opzicht in
het algemeen de wind heeft meegehad of dat men meestal tegen de stroom
op moest roeien.
Welnu, terugblikkend op mijn werk hier in Etten-Leur en met voldoende
realiteitszin om de vele waarderende woorden aan mijn adres ook in dit
opzicht te relativeren, meen ik hier duidelijk te moeten stellen, dat
ik in mijn loopbaan in Etten-Leur de wind meestal wel héél sterk mee
heb gehad en dat ik zeer velen bijzonder erkentelijk moet zijn voor de
aantrekkelijke mogelijkheden, die mij hier geboden zijn.
Allereerst mijn ouders! Na een degelijke opvoeding - al kwam er dat niet
altijd uit - mocht ik, als jongste uit ons tuindersgezin met zeven
kinderen, een middelbare schoolopleiding volgen; dat was in die tijd
al heel wat voor een "hovenierskind". Een universitaire studie aan de
landbouwhogeschool zagen mijn ouders in 1938 - zowat het laatste jaar
van de wereldcrisis - niet zo zitten, zoals wij dat tegenwoordig
zeggen, en zo kwam ik al direct in gemeentelijk vaarwater terecht,
een keuze, waarmee ik tot de dag van vandaag blij ben geweest.
Met name van mijn vader zijn mij veel gezegden bijgebleven, waarin naast
een sterk Godsvertrouwen vaak ook veel levenswijsheid schuil ging. Eén
ervan sprong er voor mij uit en vooral wanneer het eens wat tegenzat
öf, bij een wat minder gelukkige aanpak succes uitbleef, herinnerde ik
mij graag zijn troostende gezegde - en ik wil het hier in zijn eigen
Bredaase Brabants zeggen: - "As goew best mar doet, ist altij goed!"
Ik ben ook blij, dat zij omstreeks 1960, toen zij op hogere leeftijd
wat gebrekkig werden, naar Etten-Leur konden komen in het oude St.
Elisabethshuis. Het zal de huidige raad goed doen te mogen vaststellen,
dat zij toen al - evenals mijn schoonouders later - geheel voldeden aan
letter en geest van hun huisvestingsnota 1977- 'n een "sterksocia 1e"
binding met ons gezin mochten zij hier nog een tiental redelijk gelukkige
jaren doorbrengen.
Ik wil nu terugkomen op mijn beginperiode in Etten-Leur. Met het oog