- 129 -
verbeterd."
De heer Fransen zegt, dat in de commissievergadering werd gesproken
over het moment, dat nader te bepalen commissievergaderingen openbaar
zouden kunnen zijn. Dit zou september 1978 zijn. Uit de commissie is toen
een advies gekomen deze tekst te veranderen in "het moment, dat de
commissie openheid dit adviseert." Overigens gaat zijn fractie accoord
met het voorstel van burgemeester en wethouders.
Mevrouw Jacobs richt zich als volgt tot de voorzitter: "Wij hebben
de nota over "Openheid en Openbaarheid" ruim van tevoren ter bestudering
ontvangen, maar gezien het vertrouwelijke karakter, dat uw college eraan
gegeven heeft, is het niet mogelijk geweest om deze nota voor de vergadering
van de commissie algemene zaken in onze groepering te bespreken.
Ik wil daarom over punt 1 van de nota "het toezenden van de prë-adviezen
een nader voorstel doen n.l. om:
a. prë-adviezen, die eerst in de betreffende commissie worden behandeld,
reeds vóór deze commissievergadering aan de leden (van de commissie)
toe te zenden, zodat zij tijdens deze vergadering van advies en bij
stand de beschikking hebben over deze stukken;
b. ook leden die géën raadslid zijn, vooraf pré-adviezen toe te zenden
die op hun commissie betrekking hebben.
Wat de overige punten betreft grijp ik terug naar hetgeen Appél gezegd
heeft in verschillende beschouwingen en waarvoor wij steeds gepleit
hebben, n.l.:
enerzijds meer en eerdere informatie aan de bevolking; niet alleen door
publikatie via de pers, maar vooral ook door mogelijkheden te scheppen tot
inzage van bepaalde rapporten via een"informatiehoek" in de openbare
bibliotheek en via de jaarlijkse Amilto.
Maar anderzijds ook snellere en meer uitgebreide informatie aan ons raads
leden, zodat wij kunnen ervaren, dat wij in de commissies daadwerkelijk
"advies en bijstand" verlenen bij de besluitvorming, en zodoende mét uw
college en niet tégen uw college praten.
Het eerste slaat op punt 2 en 3 van de nota; de proeven met de zgn.
nieuwsbrief en de lijst van besluiten van uw college.
Hierbij zouden wij gaarne zien dat mede wordt nagegaan, en apart begroot,
wat de financiële consequenties zijn.
Het tweede vinden wij zo belangrijk voor het goed functioneren van de
raad als vertegenwoordiger van de gehele bevolking, dat wij hopen, dat
het besluiten tot het openbaar maken van de commissievergaderingen,
onder de daartoe te treffen maatregelen in de commissie "openheid"
niet zal leiden tot méér informatie aan de bevolking voor plannen die
uit het "keukenstadium" zijn, ten koste van minder informatie aan de
raad (c.q. commissie) wat betreft de aan te dragen "ingrediënten".'
Openheid en openbaarheid naar de bevolking toe mogen niet leiden tot
"onbestuurbaarheid" voor degenen die de bevolking vertegenwoordigen en
de verantwoordelijkheid van de te nemen besluiten moeten dragen!"
De heer Geerts merkt naar aanleiding van dit voorstel het volgende op:
"Het voorstel dat de raad nu vanuit het college heeft bereikt, is, hoewel
zoals bekend o.i. te laat, zodanig, dat wij daarmee kunnen leven.
De besluiten die in het raadsvoorstel worden gedaan, geven de mogelijk
heden om tot een goed werkende openheid en openbaarheid te komen. De
begeleidende tekst is nog van een erg aarzelend karakter, welke aarzeling
waarschijnlijk zal vervallen, als eenmaal bij wijze van spreken het eerste
schaap over de dam is.
De door het college geschetste nadelen zijn grotendeels maar betrekke
lijk. Bijvoorbeeld de uitholling van het raadsdebat. In feite is nu reeds
het raadsdebat uitgehold en de openbaarheid van de commissievergaderingen
voegt daar niet noodzakelijkerwijs iets aan toe. Eerder moét de commissie
vergadering als een welkome aanvulling worden beschouwd.
Het te vroeg publiekelijk bekend worden van gemeentelijke plannen is
een hoofdstuk apart, dat met een behoorlijke vergelijking van de grond-