Onze fractie wil een duidelijk standpunt innemen en dat is, dat wij deze groeperingen niet alleen moeten ontvangen maar ook willen ont vangen en op een menswaardige wijze. Wij zijn ons ervan bewust, dat er problemen zijn. Zo zijn wij al blij dat werk— en woonmilieu geschei den worden. Wij weten ook, dat de leefgewoonte van deze groepering anders is dan de onze en dat weten zij zelf ook. Bij veranderingen, vestigingen e.d. wordt telkenmale bekeken of het algemeen belang hierdoor niet wordt geschaad. Ook dachten wijdat de situering van een woonwagencentrum in of nabij een woonwijk een geheel ander klimaat gaat scheppen. Ik doel op de andere leefgewoonten. De vele goed gemotiveerde bezwaarschriften kunnen wij ook niet naast ons neerleggen. Maanden hebben wij gediscussieerd over het al of niet bouwen van garages in een woonwijk ten behoeve van een speelterrein. Door een aantal (nog niet zo verbazend veel) bezwaarschriften heeft de gemeenteraad gemeend dit voorstel terug te moeten nemen voor een nadere bestudering. Ik hoop, dat deze zelfde raad nu ook zo reageert en de Kattestraat of de Liesbosweg niet als de aangewezen plaats zal aanmerken. Onze fractie vindt de Kattestraat en de Liesbosweg in ieder geval niet acceptabel. Wordt vanavond toch de Kattestraat of de Liesbosweg door de raad vast gesteld, dan hopen wij, dat indien dit voor de gemeente van belang is, en dat is het volgens onze fractie, alsnog deze plaatsen ingeruild zullen kunnen worden voor een betere andere plaats. Tot slot zou ik nog een motie willen indienen om de raad in de gelegen heid te willen stellen een normale inspraakprocedure te kunnen volgen en dit kenbaar te maken bij mensen die verantwoordelijk zijn voor situering van een woonwagencentrum in onze gemeente. De voorzitter vraagt aan de heer Quaijtaal de inhoud van zijn motie kenbaar te maken. De heer Quaijtaal zegt, dat hij graag zou zien, dat aan Provinciale Staten verzocht wordt de gemeenteraad in de gelegenheid te stellen een normale inspraakprocedure te kunnen volgen voor de situering van een woonwagencentrum in Etten-Leur. De voorzitter vraagt aan de heer Quaijtaal wat hij verstaat onder een normale inspraakprocedure. Hieronder verstaat de heer Quaijtaal dat, zoals bij andere veranderingen en bestemmingen, in die gebieden waarin veranderingen moeten geschieden, er hearings gehouden worden. Hij vindt, dat van de gelegenheid gebruik moet worden gemaakt om in het kader van het structuurplan met toekomstige uitbreidingen, het grond gebied van onze gemeente beter te kunnen bestuderen teneinde te komen tot een acceptabele plaats voor een woonwagencentrum in onze gemeente. De voorzitter gaat in op hetgeen door de diverse raadsleden is gezegd. Op de eerste plaats deelt hij mede, dat hij bijzonder verheugd is, dat toch alle raadsleden, die over dit punt het woord hebben gevoerd, bijzonder veel begrip hebben getoond voor de moeilijke situatie waarin de woonwagenbevolking verkeert en ookgereageerd hebben om te zoeken naar een positieve oplossing inzake dit urgente probleem. Hij deelt tevens mede, dat de minister heeft aangeduid en met hem gedeputeerde staten en het Woonwagenschap Breda, dat de woonwagenpro- blematiek een zeer urgent probleem is, een zaak waarmee men te lang gewacht heeft om daar een oplossing voor te zoeken en nu men eraan toe is, behoefte heeft om bijzonder snel te reageren. Hij wijst op hetgeen in september 1975 door de raad volledig is aanvaard, n.l. dat er een regionaal spreidingsplan moet komen, wat inhoudt, dat elke gemeente de verantwoording op zich neemt om een woonwagencentrum in te richten. Hij gaat in op hetgeen door de heer Fransen is gezegd, n.l. om de situering van een werkterrein ten behoeve van het woonwagencentrum zo spoedig mogelijk in de raad te behandelen. Hij zegt hierop, dat het

Raadsnotulen

Etten-Leur: 1936-1979 | 1977 | | pagina 259