- 55 -
noodzakelijke voorzieningen, die er moeten worden ontwikkeld, wil men
meer tot die integratie komen." In de eerste plaats is het de inrichting
op korte termijn van kleine centra; verder de vergroting van onderwijs
kansen, meer gerichte werkgelegenheid, meer mogelijkheden van om- en
herscholing en een beter en sneller huisvestingsbeleid. Maar hier staan
ook plichten tegenover. Deze zijn b.v. de naleving van de Leerplichtwet
en de betalingen van heffingen, zoals inkomstenbelastingen, motorrij
tuigenbelastingen, luister- en kijkgelden en het accepteren van passende
arbeid en tenslotte het leefbaar houden van de eigen woonomgeving.
Om dit laatste te realiseren zegt de voorzitter, dat het college van
burgemeester en wethouders met de raad van mening is, dat het woonwagen
centrum gescheiden dient te worden van de werkomgeving. Dit is bij het
overleg met het Woonwagencentrum Breda uitdrukkelijk naar voren gebracht.
Naar aanleiding hiervan stelt de voorzitter namens het college van
burgemeester en wethouders de raad voor alleen tot aanwijzing van de
plaats van het wooncentrum over te gaan en dat zo spoedig mogelijk ge
tracht zal worden een werkterrein te vinden. Dit zal gebeuren bij het
overleg in het kader van de structuurnota.
Hierna citeert de voorzitter het punt van de minister, dat prompte inzet
tot oplossing van de problemen nu noodzakelijk is omdat die problemen
over enige tijd met harde middelen kunnen worden opgelost, mede gezien
de thans snel toenemende radicalisering binnen de woonwagenbevolking.
De minister wijst er daarom op, dat de provincie een provinciaal sprei
dingsplan zou moeten opstellen en zegt tevens, dat warneer het provinciale
spreidingsplan is aanvaard, hij zover kan gaan dat, indien de gemeente
raad geen gevolg zou géven aan uitvoering van dit plan, hij over zal
gaan tot toepassing van artikel 65 van de Wet Ruimtelijke Ordening. Dit
artikel geeft de minister de bevoegdheid zelf over te gaan tot situering
van een woonwagencentrum.
Verder zegt de voorzitter, dat als de raad overgaat tot aanwijzing van
een plaatskeuze, dit gevolgd zal worden door het opstellen van een be
stemmingsplan, dat opnieuw door de raad moet worden vastgesteld. De
raad spreekt dus nu uit waar het woonwagencentum zal komen maar straks
zal pas de formele procedure een aanvang nemen als de raad het bestem
mingsplan ten behoeve van het woonwagencentrum gaat vaststellen.
Wanneer het bestemmingsplan door de raad is vastgesteld zal het door
gedeputeerde staten goedgekeurd moeten worden en kan eenieder dus
bezwaren indienen tegen het bestemmingsplan. Deze bezwaarschriften
zullen dus ook formeel in de procedure een rol gaan spelen.
Het is zo, dat conform de regeling van het Woonwagenschap Breda zes
maanden na deze raadsvergadering tot vaststelling van een bestemmings
plan moet worden overgegaan, met de mogelijkheid tot verlenging van
de termijn van genoemde zes maanden.
Tenslotte deelt de voorzitter mede, dat de situering van het woonwagen
centrum in de betreffende commissies zijn behandeld en dat hierin de
bezwaren bijzonder serieus zijn genomen. Daar de betreffende commissies
met meerderheid tot de beslissing gekomen zijn van de keuze van het
terrein aan de Kattestraat, stelt het college van burgemeester en
wethouders thans voor om twee terreinen aan de raad voor te leggen.
Een gedeelte van het college stelt voor om het terrein aan de Katte
straat te kiezen, een ander gedeelte van het college van burgemeester
en wethouders stelt voor om het terrein aan de Liesbosweg te kiezen.
Deze twee terreinen zijn overgebleven van de drie terreinen, die in
eerste instantie zijn voorgelegd, omdat het Woonwagenschap Breda niet
kon instemmen met de aan de zuidzi j dé te verlengen Lokkerdreef in
verband met het feit, dat ze van mening zijn, dat de lokatie te geïso
leerd zou zijn van de woonwijken in de nabijheid.
Tenslotte deelt de voorzitter mede, dat indien de raad niet tot een
plaatskeuze zou kunnen komen die valt binnen de criteria van het Woon
wagenschap Breda en het goedkeuringsbeleid van gedeputeerde staten,