- 40 - vinger aan de pols gehouden moeten worden of het centrum wel tot 16 wagens moet uitgroeien. Mevrouw Zuijdwijk vraagt of bij de te houden hoorzitting(en) ook de raadsleden aanwezig mogen zijn teneinde een zo goed en gefundeerd mogelijk oordeel te kunnen geven. De heer Aerts zegt, dat de raad als hoofd van de gemeente een beslis sing moet nemen, die eventueel indruist tegen hetgeen door de aanwezigen op de hoorzitting naar voren wordt gebracht, waardoor de bevolking toch iets krijgt wat ze eigenlijk niet wil. In antwoord op hetgeen door de heer Geerts en mevrouw Zuijdwijk is gezegd, deelt de voorzitter mede, dat een bezwaarschrift-procedure en geen inspraakprocedure zal worden gevolgd. In de eerstvolgende ver gadering van het college zal nagegaan worden of nog een hoorzitting zal worden gehouden. Mevrouw Zuijdwijk zegt, dat in Grauwe Polder plannen bestaan tot op richting van een aktiecomitê tot wering van een woonwagencentrum in die omgeving. In het 'licht daarvan vraagt zij de mogelijkheid te willen nagaan om met betrokkenen hierover van gedachten te wisselen. De voorzitter zegt, dat de integratie gedachte niet bevorderd zal worden als men nu al een aktiegroep gaat oprichten tegen de mogelijke vestiging van een woonwagencentrum. Getracht zal worden door middel van een goede voorlichting de bevolking zoveel mogelijk te bereiken. Een actiecomité acht de voorzitter niet het geschiktste middel om tot integratie met de woonwagenbewoners over te gaan. De heer Quaijtaal vraagt om aan het bureau voorlichting opdracht te geven de pers in te schakelen, waarbij de kernpunten in de regionale pers tot uitdrukking worden gebracht, zodat heel de bevolking op de hoogte kan zijn van de eisen die aan het gemeentebestuur worden gesteld om hier een woonwagencentrum te realiseren en wat de kerngedachte daarvan is. De voorzitter zegt, dat dit inderdaad de bedoeling is. Hierna stelt de voorzitter aan de orde het voorstel van burgemeester en wethouders met advies van de commissie voor woningbouw en milieu zaken om te beslissen op een beroepschrift tegen de weigering van een vergunning voor het bouwen van een konijnenfokkerij aan de Hoge Vaartkant. De heer Aerts zegt zich in eerste instantie met het voorstel te kunnen verenigen. Na de toelichting, die door de heer Dirven op zijn beroeps schrift is gegeven in de commissie is de heer Aerts van mening, dat betrokkene toch een kans gegeven moet worden, dat deze zelfstandig een bedrijf kan gaan uitoefenen, temeer daar er toch al zoveel gesaneerd wordt in de agrarische sector. Mevrouw Zuijdwijk zegt deze woorden van de heer Aerts te kunnen onder strepen. Zij vraagt op grond waarvan de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen het woord bonafide of niet-bonafide gebruikt, omdat dit haars inziens nogal een zwaar woord is. De heer Frans en zegt, dat in het verleden agrarische bouwaanvragen beoordeelcFzTjn' door de adviescommissie agrarische bouwaanvragen te Tilburg. Het komt herhaaldelijk voor, dat deze commissie wel uitspra ken doet, waarbij twijfels worden uitgesproken aan mogelijke opheffing van een bestaand agrarisch bedrijf. Naar zijn mening dient deze commissie in haar uitspraken concreet ant woord te geven. Hij zou danook gaarne vernemen wat deze commissie onder twijfels verstaat en hoe deze commissie op de gedachte komt, dat het bestaande agrarisch bedrijf mogelijk opgeheven zal worden. Spreker zegt aan te nemen, dat deze commissie het vermoeden in die richting heeft en als de commissie op deze basis moet concluderen dan vindt spreker dit onjuist. Zoals het plan thans op tafel ligt dient het te worden afgewezen. Na de door de heer Dirven gedane toezeggingen in de commis-

Raadsnotulen

Etten-Leur: 1936-1979 | 1977 | | pagina 238