- 52 -
Hij kan zich wel voorstellen, dat er een voorbehoud wordt gemaakt maar
kan niet begrijpen, dat in dit verband, in deze tijd, met alle wette
lijke regelingen van dien, een bedrijf aanbiedingen doet en reeds een
half jaar van te voren een eventuele prijsverhoging voorziet en dit
reeds in de offerte tot uitdrukking brengt.
De voorzitter deelt mede, dat hierop door de gemeente zeer goed wordt
toegezien.
Zonder hoofdelijke stemming wordt hierop besloten tot het verlenen
van medewerking op grond van artikel 72 van de Lager-onderwijswet 1920
voor het aanschaffen van leer- en hulpmiddelen voor de derde klas van
de r.k. lagere school aan de Kerkstraat ("Onder de Torens").
4f. Met betrekking tot het vaststellen van de 38e wijziging van de gemeente
begroting 1976 met een krediet voor het aanschaffen van leer- en hulp
middelen voor het 5e en 6e leerjaar van de openbare lagere school aan
de Tamboerijn ("De Bombardon") wordt zonder hoofdelijke stemming
besloten.
4g. Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten tot het vaststellen van de
39e wijziging van de gemeentebegroting 1976 met een krediet voor het
herstel van de vernielde ruiten van de openbare school aan de Spoorlaan
("De Arend").
De heer Geerts zegt geen bemerkingen te hebben tot het verlenen van
het krediet doch vraagt in dit verband wat lexaanglas in deze kan bij
dragen. Het is een kunststofglas, dat wel duurder is, maar dat volgens
de heer Geerts wel 3 jaar wordt gegarandeerd.
De voorzitter zegt de suggestie van de heer Geerts te laten bekijken.
5a. Naar aanleiding van het voorstel van burgemeester en wethouders met
advies van de commissie voor cultuur en jeugdzaken en de commissie voor
sociale zaken tot het verlenen van een garantiesubsidie in het exploi
tatietekort voor het programma culturele activiteiten van de stichting
de Nobelaer voor het seizoen 1976/1977 merkt de heer Fransen op, dat
hij in de commissie reeds een aanmerking heeft gemaakt op het feit,
dat het college in eerste instantie heeft gezegd, dat het in principe
niet uitmaakt wanneer een voorstelling zou worden gegeven in het seizoen
75/76 of 76/77.
De heer Fransen zegt, dat men wel in de gaten moet houden wanneer
de duurste voorstellingen gehouden worden, dit in verband met de kosten-
begroting. Hij stelt verder, dat een stijging van 11% in de begroting
door het college te hoog geacht wordt en dit aldus terug zou moeten
naar 9%. Volgens zijn berekening zou het er dan op neerkomen, dat per
1 januari 1977, als de onroerendgoedbelasting wordt ingevoerd en van
de begroting een bedrag van 3.255,afgaat, er dan ook geen vermake
lijkheidsbelasting meer betaald hoeft te worden. Als er dan ook rekening
gehouden wordt met dit bedrag stijgt de begroting ongeveer met 2.500,
wat neerkomt op zo'n 5%. Hij vraagt zich tevens af of er nagegaan kan
worden wat de kosten zouden zijn van de onroerendgoedbelasting, die
op de voorstellingen drukken en of de 11%-stijging dan ook gerechtvaar
digd is. Tussen de berekening die nu gemaakt is en de bedoelde stijging
van 11% zit een verschil van ongeveer 6%.
Wethouder Klep antwoordt, dat de stijging van 9 naar 11% los staat
van wat de heer Fransen naar voren brengt. Er wordt uitgegaan van de
totale kosten van het voorafgaande jaar. Het 9% percentage is gehanteerd
omdat dit het percentage is wat burgemeester en wethouders moeten han
teren bij de uitzetting van de eerstvolgende begroting. Vandaar dat er
getracht wordt zoveel mogelijk 9% te hanteren van alle soortgelijke
subsidieaangelegenheden. De heer Klep zegt vervolgens, dat de operette
van 12.000,bijvoorbeeld is geschrapt en er 2 miniopera's voor in
de plaats zijn gekomen a raison van 4.000,en zodoende een aanmer
kelijke besparing te zien geeft. Hij voegt er tevens aan toe, dat hij