- 103 -
Met de heer Aerts hoopt ook de voorzitter, dat de werkgelegenheid bij
Gevetex - inzien ook maar enigszins mogelijk - behouden zal worden.
Wat de opmerking van de heer Aerts betreft over de voorwaarden, die
gesteld moeten worden bij het geven van een investeringspremie, zegt
de voorzitter toe, dat hij zal laten nagaan wat de minister van econo
mische zaken hierover heeft gezegd.
De heer Breugelmans acht het nodig - voorzover dat binnen de macht
van de gemeente ligt - dat er een gerichte werkgelegenheidspolitiek
gevoerd wordt en dat alleen bedrijven aangetrokken worden die inderdaad
een oplossing brengen voor de werkgelegenheid.
Overigens wordt zonder hoofdelijke stemming conform het voorstel
besloten.
Betreft het voorstel van burgemeester en wethouders tot:
a. vaststelling van een verordening op de heffing en invordering van
onroerend goedbelasting, te heffen met ingang van 1 januari 1977;
b. afschaffing per 1 januari 1977 van:
1. de hondenbelasting;
2. de vermakelijkhedenbelasting
3. de ruilverkavelingsbaatbelasting Haagsche Beemden en Laakse Vaart;
4. de Straataanleg- en rioolaanlegbelasting;
c. vaststelling van een restitutiebelasting voor degenen die of de ruil
verkavelingsbaatbelasting en/of de straataanleg- en rioolaanlgebelas-
ting over het gehele tijdvak van heffing hebben afgekocht.
De heer Fransen merkt op, dat in de vergadering van 21 april door
zijn fractie verzocht is om een commissie ex artikel 61 van de gemeente
wet in te stellen. Eveneens werd gevraagd om aan de hand van voorbeeld-
cijfers enige steekproeven te doen. Hierop is nog steeds geen antwoord
vernomen. Onder de aanslagplichtigen van de nieuwe belasting bevinden
zich ook de eigenaarsgebruikers van bedrijfspanden. Hij vraagt wat er
gaat gebeuren met het totaal bedrag van de belastingheffing in geval van
voortschrijdende malaise.
De heer Fransen heeft verder nog bezwaren tegen de wijze waarop
honden- en ruilverkavelingsbaatbelasting wordt afgeschaft. Hij vindt
het onredelijk, dat de meer-opbrengst van de onroerendgoed-belasting
gebruikt wordt om deze belastingen af te schaffen.
Mevrouw Jacobs vraagt of kerkhoven onder ongebouwde eigendommen vallen.
Verder dacht zij te weten, dat de straat- en grondbelasting die de
scholen moeten betalen, gerestitueerd werd. Zij vraagt hoe dit met de
onroerendgoed-belasting zit.
Op bladzijde 8 meent spreekster een rekenfout ontdekt te hebben. In plaats
van het bedrag 1.461.000,moet dit volgens haar 1.361.000 zijn.
Het bedrag 333.800,waarover ook de heer Fransen sprak en voor het
eerst vermeld op pagina 10, moet volgens haar 333.000, zijn.
Wat de afschaffing van de hondenbelasting betreft staat de fractie van
mevrouw Jacobs volledig achter het voorstel van het college.
Mevrouw van Bezooijen meent zich te herinneren, dat in de beginperiode,
dat er over de onroerendgoed-belasting werd gesproken, gezegd is, dat
de riool- en reinigingsrechten daarbij inbegrepen werden. Ze vraagt
wat de reden is, dat dit thans niet heeft plaatsgevonden.
De heer Lucassen onderschrijft het verzoek van de heer Fransen om een
commissie in te stellen voor deze materie. Volgens zijn berekening
houdt het voorstel van burgemeester en wethouders een verhoging van de
gebruikersbelasting in van 80% ten opzichte van het huidige peil. Dit
is volgens hem alleen toelaatbaar als deze meeropbrengst geheel wordt
opgebracht door de nieuwe categorie belastingplichtigen. De verhouding
I2—15 is volgens de spreker geen wet van Meden en Perzen op dit ogen
blik en kan binnen een tijdsbestek van tien jaar worden opgetrokken.