- 102 - Ook de heer Quaijtaal meent enige kanttekeningen te moeten maken. Op pagina 2 van de brief van het college betreffende het scholingsniveau, meent de heer Quaijtaal, dat er in Etten-Leur toch wel van een redelijk scholingsniveau gesproken kan worden. Op pagina 38 van het rapport valt te lezen, dat er op dit moment 9.000 bouwvakarbeiders werkloos zijn en dat dit aantal in de nabije toekomst nog aanzienlijk zal stijgen. De heer Quaijtaal stelt voor om in het schrijven aan het provinciaal over legorgaan te laten blijken, dat er een beleid moet komen met betrekking tot de opleiding en opleidingskansen, dat een zodanige inhoud heeft, dat daardoor de werkloosheid wordt teruggedrongen. Graag zag hij, dat de tabel op pagina 3 betreffende het aantal werklozen in het rayon, geac tualiseerd werd. De heer Quaijtaal mist in het rapport de motivering waarom b.v. Bergen op Zoom, Uden, s-Hertogenbosch en nog enkele gemeenten wel voor een investeringspremie in aanmerking komen. De heer Quaijtaal vraagt of het mogelijk is de motie van de raad van 21 april zodanig te stellen, dat deze serieus genomen wordt en niet alleen voor kennisgeving wordt aangenomen. Mevrouw Zuijdwijk benadrukt nog eens, dat de Belgische regering aan de middelgrote en kleine bedrijven wel faciliteiten verleent. Ook zij vindt, dat er voor gewaakt dient te worden, dat Etten-Leur geen overloop gemeente wordt voor het westen, noch wat de bedrijven betreft, noch wat betreft de huisvesting. Zij wijst op de noodzaak van maatregelen op korte termijn, teneinde de werkloosheid niet te doen groeien en daarnaast vindt zij, dat Etten-Leur zijn regionale taak - ook in de toekomst - waar moet kunnen maken. De voorzitter meent te moeten constateren, dat men in grote lijnen in stemt met de argumenten die het college naar voren brengt in het concept- schrijven. Hij zegt de heer Geerts toe, dat van bepaalde cijfers een analyse gemaakt zal worden ook omdat dit voor het beleid op langere termijn van belang kan zijn. De voorzitter onderschrijft datgene wat mevrouw Jacobs naar voren brengt en zal nagaan in hoeverre het mogelijk is, dat er een zinsnede wordt aangebracht met betrekking tot de relatie industrievestiging- sociale woningbouw. In antwoord op de vragen van de heer Fransen zegt de voorzitter toe, dat het onderzoek van het ETI uitgesplitst zal worden in eigenlijke pendel eh pendel afkomstig uit de omgeving van Etten-Leur. De voorzitter zegt verder toe, dat in b.en w. onderzocht zal worden in hoeverre het mogelijk is de motie van de raad op het einde van de brief te noemen. Wat de toezending van het stuk aan gedeputeerde staten betreft, hiermee is de voorzitter het eens. Ook het schrappen van de woorden "tot 1 januari 1977" is, aldus de voorzitter, uit taktische overwegingen wenselijk. Wat betreft de tabel op bladzijde 6 over de industriële structuur wil de voorzitter wel nagaan of het mogelijk is die cijfers te actualiseren. Wat de opmerkingen over Moerdijk betreffen zal de voorzitter na laten gaan of dit nog uitdrukkelijk onder de aandacht gebracht dient te worden. Hij zal doen nagaan welke motivering in het verleden voor dit plan is gegeven mede in verband met vestiging van toeleveringsbedrijven. Ook de heer Quaijtaal is het, aldus de voorzitter, ten principale eens met de beantwoording door het college. Wat de opmerking over de scholen betreft kan het college hiermee instemmen. De opmerking over het serieus nemen van de motie van de raad, zal het college blijven aandringen op een spoedige behandeling door het provinciaal bestuur. De voorzitter zegt blij te zijn, dat mevrouw Zuijdwijk wijst op de stimulerende maatreglen die de Belgische regering neemt en de situatie die hierdoor in deze omgeving ontstaat. De heer Aerts houdt een betoog over de tragiek van de werklozen, zoals die volgens hem speelt. Hij herinnert er ook nog aan hoe de situatie bij Gevetex thans is en de noodzaak om te trachten de werkgelegenheid vooral in Etten-Leur zoveel mogelijk te behouden.

Raadsnotulen

Etten-Leur: 1936-1979 | 1975 | | pagina 246