V
Dames en Heren,
Zoals ik reeds opmerkte, etiketteerde het Economisch Technologisch Instituut in
zijn structuurrapport de gemeente Etten-Leur als: 11 Een zich snel ontplooiende
gemeente met vele groeipotenties
Wat bleek daarvan in 1972?
Voor het eerst in de Etten-Leurse geschiedenis steeg het vestigingsoverschot bóven
de duizend. De bevolking nam in totaal toe met 1252 inwoners. Het inwonertal van
Etten-Leur kwam hiermede op 22.574. Hierdoor neemt Etten-Leur in grootte de zestiende
plaats in tussen de ruim 130 Noord-Brabantse gemeenten, waarvan het op twee na de snelst
groeiende is.
Een tweede recordcijfer, dat alles met het vorige temaken heeft, betreft de woningbouw.
Er kwamen in 1972 677 woningen gereed - een verdubbeling ten opzichte van 1971 -,
terwijl daarenboven nog 300 woningen in aanbouw zijn. Concrete bouwplannen voor
nogmaals 1100 woningen zijn uitvoeringsklaar. Het gemeentebestuur streeft ernaar, dat
uit deze plannen preferentie zal worden gegeven aan de bouw van woningen met huren,
die betaalbaar zijn voor de inkomensgroepen van 15.000,en minder per jaar. Vooral
uit deze categorie immers moesten in 1972 nog te veel woningzoekenden teleurgesteld
worden.
Voor het realiseren van deze woningbouwplannen is het van het grootste belang, dat
in het afgelopen jaar begonnen kon worden met het bouwrijpmaken van de wijk "Grauwe
Polder". De nog beschikbare capaciteit van de woonwijk "Lage Banakkers" werd in 1972
immers volledig benut. Eveneens werden in dat jaar alle nog resterende woningbouw
terreinen in Noord bebouwd. 1972 Kan hiermede de Etten-Leurse geschiedenis ingaan,
als het jaar waarin - binnen een tijdsbestek van amper 5 jaren - de planologische een
wording van Etten-Leur een feit werd.
Omtrent de industriële bedrijvigheid valt het volgende te zeggen:
Door nieuwvestiging en uitbreiding van bestaande fabrieken nam de bebouwde opper
vlakte in 1972 toe met ruim 30.000 m2. Dat is gelijk aan het gemiddelde over de laatste
5 jaren en betekent ten opzichte van 1971 een verruiming van plus minus 60%. Daaren
boven is op dit moment reeds de bouw verzekerd van nogmaals 12.000 m2 fabrieksopper-
vlakte, waarmede voor het grootste gedeelte reeds begonnen is.
Er werken thans op de gemeentelijke industrieterreinen - ik beperk mij dus uitdrukke
lijk tot de "industriële" arbeidsplaatsen - ruim 5500 mensen, dat is een 300 tal meer dan
in 1971. Van het totaal is 40% afkomstig uit de eigen plaats, 36% uit de Westelijk en
15% uit de Oostelijk van Etten-Leur gelegen gemeenten.
Uit de gegevens per arbeidsrayon blijkt, dat - terwijl overal elders in West-Brabant
met uitzondering van het district Zevenbergen het aantal arbeidsplaatsen in 1972 is
teruggelopen - het rayon Etten-Leur een toename te zien heeft gegeven.
Hier staat echter tegenover, dat het arbeidsgebied Etten-Leur van de andere kant nog
steeds het hoogste percentage werklozen van het land telt met als zwaartepunt de gemeente
Rucphen. Het is dus te vroeg om te juichen, maar wel de hoogste tijd om maatregelen
te treffen, die aan dit droeve record ooit een einde kunnen maken.
En dan denk ik niet alleen aan herleving van de kernfaciliteiten voor dit noodgebied,
maar vooral aan uitbreiding op korte termijn van de scholingsmogelijkheden hier, zoals
kortgeleden als remedie is aanbevolen door de voorzitter van de West-Brabantse Kamer
van Koophandel. Met het huidige onderwijs, hoe voortreffelijk dit ook functioneert, zijn
we er hier niet. Voor de oplossing van de voorliggende problematiek is onontbeerlijk
een eigen M.T.S. alsmede een centrum voor vorming en opleiding van de werkende
jongeren. De aanvragen daartoe zijn ingediend en, wat meer zegt, ze konden worden
voorzien van uitermate gunstige adviezen van alle instanties, die ten deze tot adviseren
geroepen zijn.