Wethouder de Biuijn zegt, dat Wet Sociale Werkvoorziening op de eerste plaats bedoelt een verbetering in de omstandigheden voor de geplaatste werknemers en werkneemsters te scheppen. In de oude G.S.W.-regeling liet dit bij de diverse gemeenten nogal eens te wensen over. Het doel van de voorgestelde gemeenschappelijke regeling is vooral gericht op de zorg voor de mens. Een pendeldienst, waarvoor de heer Vermeulen vreest, kan volgens spreker in bepaalde gevallen voor komen, zij het dan, dat het dan zal gaan over kleine afstanden. De beheerscommissies zullen het toezicht hebben over de plaatsingsmogelijkheden en plaatsingswijze van de mensen. In de gemeentebossen is volgens wethouder de Bruijn een handarbeider gedurende 5 dagen per week werkzaam. Spreker kan zich indenken, dat het onderhoud van deze bossen als werkobject wordt aangewezen en waar voor een ploeg van 6 a 7 mensen wordt ingezet, die met een pendelbusje worden gehaald en gebracht en waardoor het wellicht mogelijk is dat het onderhoud in een dag of enkele dagen verzorgd wordt. ContrSle en begeleiding van deze mensen is dan mogelijk en verantwoord,hetgeen niet het geval is als er maar een persoon op dit object werkzaam is. De voorzitter vraagt de heer Vermeulen er enig vertrouwen in te hebben, dat deze regeling op humane wijze zal worden uitgevoerd. Mocht er in de toekomst ooit aanleiding bestaan tot kritiek, dan kan daarop in de raad te zijner tijd worden geappelleerd. Mevrouw Jacobs zegt, dat wethouder de Bruijn meer voor de publieke tribune een uitvoerige uiteenzetting heeft gegeven over de werking van het werkvoorzieningsschap, doch meent dat nog geen antwoord is gegeven op de vraag van de heer de Groot, waarom de gemeente Breda niet aan dit schap deelneemt en of er overleg dienaangaande met de gemeente Breda is geweest. De voorzitter zegt hierop wel antwoord gegeven te hebben, hetgeen wellicht niet is overgekomen. Hij herhaalt, dat er thans nog geen gewest bestaat Indien dit wel het geval zou zijn, dan was het gewest de schaal waarop men grootsè zaken zelf ter hand neemt, zulks ter beslis sing van de gewestraad, waarbij men andere zaken vanuit het gewest delegeert naar beneden toe of overlaat aan de gemeenten en waarbij er weer andere zaken zo gecoördineerd worden -én deze coördinerende taak acht hij uitermate belangrijk- dat gemeenten samen gebracht worden, door wie juist dat typische belang het beste behartigd kan worden. Dat kan volgens spreker voor de volksgezondheid een andere groep van gemeenten zijn, dan bijvoorbeeld voor de vuilverwerking, de vuilnis ophaaldienst als het om kleine gemeenten gaat, als over de arbeids voorziening, als over het onderhavige onderwerp. Het standpunt van het gemeentebestuur, zoals dit door de raad bij herhaling is geformuleerd, is aan alle instanties, die de instandhouding van een gewest kunnen beinvloeden, gemotiveerd en eveneem bij herhaling ter kennis gebracht. In de huidige omstandigheden moet de schaal voor deze gemeenschappelijke regeling op eigen verantwoordelijkheid worden vastgesteld. Voor de behartiging van dit geval lijkt de thans voorgestelde schaal de beste, zij laat in elk geval het woon- werk- en leefgebied van het arbeids- rayon Etten-Leur, omvattende de gemeenten Etten-Leur, Rucphen, Rijsbergen, Zundert en Hoeven intact. Ten deze heeft adviserend opgetreden de rijksconsulent, die ook contacten onderhoudt met de gemeentebesturen van Breda en Oosterhout. In samenwerking met hem en het ETI is de huidige schaal vastgesteld. Indien het gewest er geweest was, dan ook zou ongetwijfelt een deskundig en objectief instituut als het ETI ingeschakeld zijn geworden.

Raadsnotulen

Etten-Leur: 1936-1979 | 1972 | | pagina 260