VII méégepraat, hetgeen iets heel anders is als een West-Brabant, waarover wij wel eens hebben geprddt1 Nu zal ik de laatste zijn, die beweert, dat praten een onnutte en vervelende aangelegenheid is. Dat wordt het pas als men je opdringt aan een bepaald tafeltje te gaan zitten, wetende, dat men in de andere hoek van de kamer over jouw aandeel in de boedel zit te beslissen. Ook daarom reeds meent ons college, dat Etten-Leur de suggestie van onze buur gemeente Rucphen zeker niet zonder meer naast zich neer mag leggen, als haar in afwachting van het ene gewest geen andere keuze gelaten zou worden als die van het tafeltje, waaraan! Wij zouden dan in ons achterhoofd mogen houden, dat ook de toetreding indertijd van de gemeenten Wouw, Steenbergen en Nieuw Vosmeer -die evenals Rucphen, Hoeven en Etten-Leur belangen naar twee kanten hebben- niet geheel vreemd is aan de toenadering van de regio's Bergen op Zoom en Roosendaal, tussen welke de tegenstellingen toch niet minder groot zijn, dachten wij, dan die tussen Roosendaal en Breda 1 Maar er is een andere keuze mogelijkDe keuze, waar de publieke opinie ons om vraagt, die ons door dl Ie belangrijke maatschappelijke organisaties in West-Brabant wordt geadviseerd en die wetenschappelijk gefundeerd is! De keuze van één óngedeeld West-Brabant Wie zal deze keuze doen? Laten wij haar over aan Gedeputeerde Staten, aan Pro vinciale Staten, aan de Minister, aan de Kamer? Of doen wij haar zélf en met z'n allen? Niet alleen degenen, die zich niet tot een regio bekenden omdat zij dit een doodlopende weg vonden. Niet alleen degenen, die de regio-weg kozen als mfddel naar het ene gewest. Ook degenen, die tot nu toe opteerden voor regiovorming als goed op zich, kunnen deze keuze doen. Want door de circulaire van de Minister is er voor wat de intergemeentelijke samenwerking betreft een principieel andere situatie ontstaan. De vraag, waarop wij in West-Brabant nu vóór 1 maart antwoord moeten geven, is niet welke régio's er gewenst worden, maar welk gewéstNiet langs welke wégen wij daar naar toe willen, maar naar welk gewést wij willen! Moge in 1972 bereikt worden, dat de Staten -liefst met zo groot mogelijke instem ming vanuit het gewest- er bij de Minister op aan zullen dringen, dat in het West- Brabantse huis de tafels aaneengeschoven worden, waaraan nu geschéiden over de verbouwing ervan geprddt wordt, zodat West-Brabant als serieuze gesprekspartner ge nomen kan worden, waarmede zaken kunnen worden gedaan. Dames en Heren, Mag ik U met deze woorden, die ik mede namens het college tot U gesproken heb, het jaarverslag 1971 aanbieden. Het is een omvangrijk werk geworden, omvangrijk ook, omdat ook de activiteiten over 1971 weer omvangrijk waren in deze gemeente. Graag wil ik allen, die op bestuurlijk en ambtelijk niveau of vanuit het particulier initiatief, daaronder onze gewaardeerde pers begrepen, deze activiteiten ontwikkel den of stimuleerden, hiervoor mijn hartelijke dank en groot respect betonen. Dat het onder Gods zegen aan ons college gegeven zij, dat ook in 1972 met Uw Raad zo prettig en constructief samengewerkt zal kunnen worden als dit in het afge lopen jaar met zulke gunstige resultaten het geval is geweest. Ik dank U. A.J.A. Oderkerk, Burgemeester.

Raadsnotulen

Etten-Leur: 1936-1979 | 1972 | | pagina 125