15. Voorstellen van burgemeester en wethouders met advies van de commissie
voor algemene zaken over de volgende subsidiezaken:
a. het toekennen van een subsidie in de kosten van de in 1970
in de gemeente georganiseerde Sint Nicolaasoptochten.
In de gemeentebegroting 1970 werd een subsidie geraamd voor een
Sint Nicolaasoptocht voor de gehele gemeente, toe te kennen
aan het comité, dat daartoe in 1968 met samengaan van de
comité's Centrum-Zuid en Noord werd opgericht. In deze
opzet is men in 1970 niet geslaagd. De commissie, die een en ander
betreurt, adviseert nochtans toch tot subsidie-verlening over te
gaan en wel door het in de begroting 1969 geraamde totaal bedrag
ad 600,— gelijkelijk te verdelen over de twee comité's, die
voor een en ander verantwoordelijk zijn. Zij laat zich bij dit
advies leiden onder andere door de verwachting, dat met enige
goede wil in 1971 wederom tot een gezamenlijke optocht gekomen kan
worden en meent, dat daarvoor een goede onderlinge verstandhouding
tevens een belangrijke voorwaarde is.
Zij meent met ons, dat weigering of een andere verdeling van de
subsidie deze verstandhouding zou kunnen schaden.
Wij delen deze mening en stellen U mitsdien voor om voor 1970 in
de boven geadviseerde zin te besluiten.
b. het toekennen, handhaven, intrekken of afwijzen van subsidie
toekenningen voor het jaar 1971*
Overeenkomstig het advies van de commissie voor algemene zaken
wordt voorgesteld ten deze te besluiten zoals in de ter inzage
liggende stukken wordt aanbevolen.
c. eventuele andere subsidiezaken.
16. Behandeling van eventueel door de leden -schriftelijk- ingediende
voorstellen (zie artikel 21 reglement -van orde), alsmede behandeling
van niet op de agenda vermelde onderwerpen, aan de orde te stellen door de
voorzitter, een raadscommissie of een lid van de raad, indien een voorstel
door tenminste twee .andere leden gesteund wordt.
(zie artikel 21 en 22 reglement van orde).
Zo nodig worden de hierbij te behandelen nagekomen stukken in een
afzonderlijke aanvullende agenda opgenomen.
17. Behandeling van eventuele vragenwelke voor 16 december 1970 door
raadsleden schriftelijk bij de voorzitter zijn ingediend.
Alhoewel de raad op grond van artikel 32 van het reglement van orde
bevoegd blijft om oen lid toestemming te geven tot het stellen van een
mondelinge vraag, wordt ernstig aanbevolen van deze mogelijkheid alleen
in exceptionele gevallen gebruik te maken, wanneer schriftelijke vraag
stelling niet tijdig meer mogelijk is en de urgentie van de vraag geen
uitstel tot een volgende gelegenheid gedoogt, zulks om een wel overwogen
en zo verantwoord mogelijke beantwoording door het college mogelijk te
maken
18. Sluiting.