- 20 - Bo Land- en tuinbouw» Het aandeel van het gemeentebestuur in de ontwikkeling van deze bestaansbronnen ligt primair in het bevorderen van voorzieningen, welke het leefklimaat in onze gemeente verbeteren kunnen. Daarnaast zal de gemeente op gemeentelijk terrein echter wel die maatregelen kunnen bevorderen, welke de omstandigheden voor een gezonde ontwikkeling van deze bestaansbronnen gunstig kunnen beïnvloeden» Met de verdere ontsluiting van het landelijk gebied door verharding van landwegen en de thans vrijwel volledige elektrificatie en water leidingvoorziening, worden mede grote agrarische belangen gediend„ Op andere plaatsen werd hiervan reeds melding gemaakt» Dit geldt eveneens voor de overdekte veemarkthal, waarin niet alleen een wekelijkse veemarkt voor West-Brabant wordt gehouden, maar waarin ook regionale of interprovin ciale organisaties op het terrein van de veefokkerij in 1969 opnieuw activiteiten ontwikkelden (zie hiervoor hoofdstuk II en VI)» De ontwikkeling van het land- en tuinbouwonderwijs is ook elders beschreven Overwogen wordt de eventuele verjalaatsing van de leveringsplaats voor tuinbouwprodukten in Etten-Leur/Centrum» Door gemeentelijke planologische maatregelen in bestemmingsplannen en bouwvergunningbcleid wordt het landelijk gebied zoveel mogelijk voor agrarische doeleinden gereserveerd en mede hierdoor kan een verder gaande versnippering hiervan voorkomen» Ruilverkavelingsobjecten in Etten-Leur en verbetering van landbouw- wegen in 1969 zijn eveneens bij hoofdstuk II beschreven» üit de opgave van het Centraal Bureau voor de Statistiek over het gebruik van de bodem, zoals dit door de Topografische Dienst werd opgemeten, bijgewerkt naar de toestand op 1 januari 1967, blijkt, dat terwijl de gemeente een totale oppervlakte heeft van bijna 5900 ha, ongeveer 5070 ha als cultuurgrond in gebruik is» De resterende 830 ha wordt gevormd door 430 ha woonwijken en industrieterrein, i4o ha wegen en water en tenslotte 260 ha bossen, woeste grond en~~onland deze laatste groep overwegend in het zuiden van de gemeente» Voor het gehele rayon van het arbeidsbureau Etten-Leur (57=000 inwoners, waarvan 28=400 mannen) waren in 1966 ongeveer 3=500 mannen en 990 vrouwen werkzaam in de landbouw» Het aantal bezette arbeids plaatsen in de landbouw neemt, ondanks enige intensivering in de vorm van tuinbouw, nog steeds verder af» (zie hiervoor ook bijlage III A) Volgens het gemeentelijk bevolkingsregister hadden per 15 juli 1966 548 personen als beroep opgegeven: landbouwer (405) of tuinder 143 met een eigen bedrijf (per 1—4—±962: 492)Het aantal landbouwers of tuinders zonder eigen bedrijf bedroeg op 15 juli 1966: 122 (per 1-4- 1962: 355)Het aantal landarbeiders op 15 juli 1966 bedroeg: 23 (per 1-4-1962: 109)= Deze cijfers zijn uiteraard niet meer actueel. Ba de eerstvolgende volkstelling, die in oktober 1970 zal plaats hebben, kunnen wij nieuwe gegevens verkrijgen over de beroepen en de werkgemeente Deze gegevens zullen eerst in het jaarverslag 1971 verwerkt kunnen worden

Raadsnotulen

Etten-Leur: 1936-1979 | 1970 | | pagina 137