V
Voor dit jaar staan thans nog op stapel de afbouw van het protestants-christelijk
centrum in de Baai met accommodatie voor het Wit-Gele Kruis werk, waarvan de
officiële opening waarschijnlijk in mei aanstaande zal plaatsvinden; de spectaculaire
uitbreiding van het overdekte winkelcentrum; de aanleg van het raadhuisplein met
reconstructie van de Markt; de bouw van een gewestelijk arbeidsbureau en van een
groepsbureau voor de Rijkspolitie; de afbouw van het Nobelaerplein, van het stations
plein en het van Bergenplein; het is de bedoeling, dat dit plein aan de west-kant wordt
afgerond met een negental zakenpanden, waaronder een horecabedrijf, en aan de oost
zijde met een woningwand, architectonisch passend bij het prachtige 17e eeuwse trouw-
kerkje, met de restauratie waarvan ook goede vorderingen worden gemaakt.
Mijne Heren,
Dit is de laatste nieuwjaarsvergadering, die plaats vindt tijdens Uw zittingsperiode
als gemeenteraad. In mei a.s. immers zal de bevolking opnieuw beslissen, door wie zij
zich voor het behartigen van de gemeentezaken wil laten vertegenwoordigen. Dit maakt
1970 tot een bijzonder belangrijk jaar, want -ik spreek ten opzichte van U uit een
dankbaar hart- de enorme ontwikkeling, die de gemeente met name gedurende de
laatste 5 jaar te zien heeft gegeven, zou onmogelijk zijn geweest, als onze raadsver
gaderingen verloren waren gegaan in vruchteloze discussies. Deze ontwikkeling, die het
zicht en het karakter dezer gemeente tot in verre toekomst zal bepalen, is voor een
belangrijk gedeelte het resultaat geweest van Uw slagvaardig beleid.
Voor 1970 en volgende jaren zal de toekomstige raad in niet mindere mate gesteld
worden voor het nemen, het begeleiden en het aan de bevolking waar maken van niet
minder belangrijke beslissingen. Want al wekt een jaarrede, die een terugblik werpt op
bereikte resultaten, gauw de indruk, dat het besturen van een gemeente alleen maar het
binnenhalen betekent van op de velden staande oogst, de bevolking moge zich realiseren,
dat er geen jaarlijks oogstfeest kan plaats vinden zonder dat hieraan voorafgaand veel en
vaak ook onpopulair werk verzet werd.
De nabije toekomst plaatst onze gemeente ondanks -of juist vanwege- alle schone
vorderingen voor grote problemen.
In het vlak van de financiering:
het is nu reeds zo, dat de gemeente haar woningbouwplannen niet rond zou kunnen
krijgen zonder financiële steun vanuit het bedrijfsleven. Dit ergert zich met mij terecht
aan de grove onbillijkheid, dat aan deze gemeente voor het opvangen van de woning-
problemen, die de industrialisatie met zich medebrengt, van overheidswege zegge en
schrijve 6 "extra" woningwetwoningen kreeg toegewezen en dat, terwijl deze gemeente
in 1969 aan nieuwe arbeidsplaatsen goed was voor 70% van de gemiddelde industriële
werkgelegenheidsaanwas van geheel West-Brabant.
Er is weinig fantasie voor nodig om te begrijpen, wat dit voor problemen oproept bij
de woonruimteverdeling.
Het wordt dan een wrang genoegen uit het aantal woningaanvragen -+ 800- te
constateren, dat Etten-Leur als woon- en leefgemeente hoog genoteerd staat. De woning
bouwactiviteiten in andere sectoren, waarover ik hiervoren sprak, kunnen dit probleem
natuurlijk voor de zogenaamde "arbeidende" stand niet oplossen.
Minister Schut, die er overigens niet aansprakelijk voor is, dat met het door hem ter
bevordering van de regionale industriële werkgelegenheid extra beschikbaar gestelde
woningwetvolume zo wonderlijk wordt omgesprongen, voelde zich met ons onaangenaam
verrast, dat de voor het afgelopen jaar geplande woningen niet alle ter bewoning gereed
gekomen waren. De verontschuldigingen, die hij hiervoor aanvoert -onwerkbaar weer en
dergelijke- zijn zeker niet, zoals wij zelf ervaarden, van redelijkheid ontbloot. Maar
voor de toekomst is hier door een gewaarschuwd mens veel aan te doen.