De voorzitter wil vooraf opmerken, dat het riskant is om de ene gemeente met de andere te vergelijken, omdat voor de inschrijving van woningzoekenden niet overal met dezelfde normen gewerkt wordt. Hij deelt mede dat in deze gemeente 714 woningzoekenden staan ingeschreven, die hier wonen of economische binding met deze gemeente hebben. Door het feit, dat Etten-Leur een aantrekkelijke woongemeente is geworden, worden vele aanvragen om een woning ontvangen van mensen die in West- Brabant hun werkgebied hebben maar geen economische binding hebben met onze gemeente. Enkele jaren geleden werd geweigerd om deze aanvragen op de lijst van ingeschrevenen als woningzoekenden op te nemen, hetgeen thans niet meer het geval is, zodat iedereen die een aanvrage om woongelegenheid indient op de lijst i.ordt geplaatst. Dit beloopt een aantal van ongeveer 300 tot 400 aanvragen van woningzoekenden op het totaal van 1.100. Volgens de voorzitter staan er uit de eigen gemeente; ten behoeve van de van buiten de gemeente komende personeels leden van de plaatselijke industrie, waarvoor woningen geclaimd worden; en ten behoeve van diensten, instellingen en kleinbedrijven, in totaal 572 mensen als woningzoekend ingeschreven. Daar komt volgens spreker bij een totaal van 142 aanvragen die niet geregistreerd zijn, maar waarvan uit sociale of industriële overwegingen wordt gemeend, dat deze als zodanig aangemerkt dienen te worden, zoals de huisvesting van bejaar den, alleenstaanden, onteigenden, ontsplitsing van 38 duplexwoningen en de niet geregistreerde aanvragen door de industrie, welke binnen afzien bare tijd aan de orde gesteld zullen worden. Voor wat het aantal gereedgekomen en betrokken woningen betreft deelt de voorzitter mede, dat in 1967 aan woningwetwoningen, premiewoningen en woningen in de vrije sector een totaal van 252 woningen gereed is gekomen. Voor 1968 bedraagt dit aantal 313 woningen en de verwachting bestaat volgens de voorzitter, dat in 1969 weer een 215 woningen opgeleverd zullen worden. De prognoses voor 1970 en 1971 luiden .volgens de voorzitter dat op grond van de woningen die in aanbouw of praktisch in aanbouw zijn voor 1970 uitgegaan kan worden van 339 woningen. Voor 1970 bestaan er nu reeds reële plannen tot de bouw van 317 woningen. Resumerend zou volgens de voorzitter de neiging kunnen bestaan te stellen, dat aldus over enkele jaren de woningnood xn deze gemeente tot het verleden zou behoren. Dit zou volgens spreker ook reëel het geval zijn, ware het niet, dat rekening gehouden moet worden met steeds meer aanvragen van de industrie, voortgaande sanering en toenemende aantrekkingskracht van de gemeente als centrale woonplaats. Hij zegt, dat de bouw van woningwetwoningen een aflopende zaak schijnt te worden' In 1967, 1968 en 1969 werden resp. 152, 145 en 58 woningwet woningen gebouwd, terwijl de verwachting voor 1970 en 1971 luidt een aantal van 90 en 39 woningwetwoningen. De voorzitter zegt, dat het ministerieel beleid er bewust op gericht lijkt om het aantal woningwet woningen te verminderen en het aantal woningen in de premiebouw—sector op te voeren. De voorzitter zegt zich over de juistheid van dit beleid niet verder in te laten. Wat hem wel zwaar op de maag drukt, is het feit, dat in het verleden aan kerngemeenten, ter uitvoering van hun opdracht tot industrialisatie, extra woningwetwoningen werden toegewezen op grond van het aantal nieuwe vestigingen en arbeidsplaatsen wat deze nieuwe vestigingen met zich meebrachtDit was volgens oe voorzitter een formule waarvan men de redelijkheio althans niet kon bestrijden. Enkele jaren geleden is deze norm verlaten. Ongeacht het aantal gecreerde arbeidsplaatsen krijgt een primaire ontwikkelingskern nu 30 woningen en een secundaire ontwikkelingskern 6 woningen extra. De voorzitter zegt dit een grote onbillijkheid te vinden met name tegenover een gemeente, welke het voortvarendst industrialiseert, maar daardoor ook de grootste woningbehoefte schept. Het gevolg daarvan is volgens de voorzitter dat defacto door de eigen ingezetenen-woningzoekenden, woningen afgestaan moeten worden voor de zich vestigende industrie met kader personeel e.d., als zijnde van algemeen belang.

Raadsnotulen

Etten-Leur: 1936-1979 | 1969 | | pagina 247