kader van de faciliteitenregeling, verbonden aan de status van
kerngemeente. De indruk wordt gewekt, dat onze gemeente tot de
huidige ontwikkeling is gekomen prt alleen door deze omstandigheid.
Tegen deze redactie meent spreker ernstig bezwaar te moeten maken,
omdat niet alcèn het feit van kerngemeente de snelle ontwikkeling
van onze gemeente heeft veroorzaakt, doch evenzeer haar bijzonder
gunstige ligging aan een belangrijke rijksweg, tussen do centra
Dreda en Roosendaal en binnen een gunstige straal van het Rotter
damse en Antwerpse havengebied. En bij dit alles niet te verwaar
lozen de bijzondere activiteit van het gemeentebestuur op velerlei
terreinen, waardoor naast de industriële ontwikkeling ook wwwr het
verzorgingsniveau van de gemeente in gelijke mate werd opgetrok
ken. In de praktijk zijn voldoende voorbeelden aan te halen, waar
bij een als kerngemeente aangewezen plaats onvoldoende tot ontwik
keling komt of is gekomen of zeer zeker niet die ontwikkeling hoeft
bereikt, welke Etten-Leur tot stand brengt, Spreker meent dan ook,
dat het als een foutief uitgangspunt in het streekplan moet worden
beschouwd,dat de uitgroei van Etten-Leur al te zeer vereenzelvigd
wordt met haar status als kerngemeente.
Voorts beschouwd spreker het als een miskenning van de neele ont
wikkelingskansen van Etten-Leur, dat in het plan de logische
ontwikkelingsgang van Etten-Leur niet wordt erkend als uitgroei
tot "regionaal11 centrum met een geheel eigen karakter.
Naar zijn mening dient bij de verdere uitwerking van het streekplan
deze erkenning duidelijk te worden uitgesproken. Do kracht van
onze gemeente is gelegen in de verworvenheden, welke nu hier lig
gen en in de positie van streekknrn en ontmoetingspunt tussen
Dreda èn Roosendaal, een positie, waarmede naar zijn mening bij
het eventueel aangaan van samenwerkingsverbanden steeds zorgvul
dig rekening zal moeten worden gehouden, omdat deze naar twee
zijden gerichte positie een van de natuurlijke gegevens is waarop
de ontwikkeling van onze gemeente stoelt.
In dit verband merkt rpreker op, dat voor wat de mdustralisatio
voor West-Brabant in het streekplan gesproken wordt over een
stedenrug, lopende van Oosterhout-Breda-Etten-LeurRoosendaal-
Bergen op Zoom, zoals op kaart nr. 36 is aangegeven. Voor wat de
ontwikkelingszones betreft wordt volgens spreker z.i. zeer tegen
strijdig op kaart nr. 37 de gemeente Etten-Leur en oen deel van
de omgeving evenals de gemeente Oosterhout bij de gemeente Breda
getrokken met een duidelijke scheidingslijn tussen de regio
Roosendaal, hetgeen spreker in strijd acht met de realiteit en de
door hem naar voren gebrachte wenselijkheid, die immers duidelijk
thans reeds naar twee zijden gericht is en zo aanstonds -in ver
band met het in ontwikkeling komen van h~ Moerdijkplan- mede
naar het Zekluza-gebied.
Etten-Leur dient in geen geval gescheiden te worden van do gomeeri-
ten, die behoren tot het rayon van het gewestelijk arbeidsbureau
Etten-Leur, aan welke wens ook in het voorontwerp, zoals hij met
erkentelijkheid constateert- zij het niet geheel tegemoet is ge
komen.
Hij beklemtoont nogmaals, dat het onwaarachtig is dat respoc+<
vel ijk tussen Bergen op Zoom en Roosendaal en Etten-Leur gesprok^,
wordt van een groene »scheidings-"zóneterwijl hot bredere gebied
tussen Breda en Etten-Leur als groene "bufferzöne" wordt aange
merkt. In het als "scheidingszone» gerubriceerde gebied tussen
Etten-Leur en Roosendaal komen bovendien nog een aantal bebouwde
kommem voor, hier en daar zelfs in karakter als aaneengesloten
bebouwing, terwijl het bosrijke een hooggekwalificeerde landbouw
gebied Liesbos, Rith, Effen en omgeving Prinsenbek gekwalificeerd
wordt als bufferzone. Behalve in strijd met de realiteit is dit
ook in strijd met de wenselijkheid, tenzij men het welzijn van
de streekbevolking zou willen ondergeschikt raaken aan vooringe
nomen structuren. Immers indien werkelijk geloofd wordt aan een