11-
Hij deelt mede, dat deze facetten onderwerp uitmaken van het voor
ontwerp plan voor natuurschoon- en recreatie-gebieden, dat juist
een dezer dagen door het gemeentebestuur ontvangen is» Hij zegt
toe dit voorontwerp eveneens onder de raadsleden te zullen latcn-
eireuleren.
De heer van Ginneken leidt uit het in het rapport genoemde
cijfermateriaal af, dat het Economisch Technologisch Instituut
slechts zijdelings bij do opstelling van dit plan betrokken kan
zijn geweest. Vele aangehaalde cijfers en prognoses, zoals reeds
eerder werd opgemerkt, dateren uit de jaren 1963 en 1965, terwijl
toch juist het E.T.I. over de meest recente gegevens beschikt.
Hij vraagt zich dan ook af of in voldoende mate aan alle daarbij
betrokken gemeenten aandacht is geschonken. Als onjuiste gegevens
gehanteerd worden, zo vraagt deze spreker zich af, welke waarde
kan men dan hechten aan conclusies, die een bepaalde regionale
indeling suggereren. Op een onjuiste basis immers is het toch wel
gevaarlijk toekomstvisies te geven. Daarbij denkt hij met name aan
de positie van Etten-Leur op het stuk van het onderwijs. De reële
cijfers immmers tonen nu reeds aan, dat Etten-Leur op dit gebied
een streekfunctie vervult en ook hij wijst in dit kader op het grote
belang van verdere uitbouw van deze functie, zowel wat betreft de
bestaande scholen als de oprichting van nieuwe.
Hij wil het gemeentebestuur dan ook op het hart binden om er
alles op te zetten, dat in het definitieve streekplan uitdrukkelijk
erkend wordt, dat Etten-Leur in dit opzicht in Midden-West-Brabant
een eigen regionale taak heeft te vervullen en oen eigen verant
woordelijkheid heeft te dragen, die zij niet in belang van gemeente
en streek aan andoren mag overlaten.
De heer van Ginneken wil voorts van deze gelegenheid gebruik
maken om na hetgeen over de noodzaak van verdere indusrialisatie
is gezegd nog op oen ander facet van werkgelegenheid te wijzen en
wol voor die grote groep van werknemers, die onder het werkloos
heidsvraagstuk vallen. Volgons spreker wordt te laat ingegrepen om
de werkloosheid het hoofd te kunnen bieden. Er zullen volgons spre
ker tijdig D.A.C.W.-projecten gereed moeten liggen, welke bij werk
loosheid zonder verdere vertraging onmiddellijk uitgevoerd kunnen
worden door personen, die daarvoor in aanmerking komen.
Do heer Klop zegt dat het hom bij een eerste beschouwing opge
vallen is, dat Breda in dit streekplan er wel bijzonder goed af
komt. Hij wil vooropstellen, dat hij de opvatting van het gemeente
bestuur deelt, dat hot voor de volwaardige ontwikkeling van een
gewest belangrijk is, indien in dat gewest een sterk gewestelijk
centrum tot ontwikkeling komt. In deze opvatting past de verdere
ontwikkeling van Breda tot hoofdstad voor "Geheel" West-Brabant.
Het gemeentebestuur stelt zich zijnes inziens dan ook terecht loyaal
op tegenover de verdere uitbouw van Breda ten deze. Dat Breda naast
deze gewestelijke functie ten dienstevan "geheel" West-Brabant ook
een "regionale" functie heeft ten behoeve van de gemeenten die tot
haar concentratie behoren, is evenmin iets wat iemand bestrijden
zal. Maar juist omdat dit alles zo voor de hand liggend en gewenst
is, is er aanleiding zich af te vragen, waarom accenten als "maxi
maal" gelegd worden als over de ontwikkeleing van Breda wordt ge
sproken. Hij gaat ervan uit, dat beoogd\rardtdat de ontwikkeling
overal -naar de aard van de bestemming uiteraard- maximaal behoort
te zijn. Dit geldt ook voor een centrum als Bergen op Zoom met als
belangrijk element het Reimerswaalprojeetmaar 't geldt ook voor
de secundaire kern van Etten-Leurgelegen tussen de centra Roosen
daal en Bergen op Zoom enerzijds en Breda anderzijds. Voor de toe
komstige ontwikkeling van de streek wordt aan onze gemeente toege
dacht een verdere uitgroei als sub—regionaal centrum. In het rapport
wordt de indruk gewekt dat deze verdere uitbouw voornamelijk zal
plaats vinden door verdere uitbreiding van onze industrie in het