-6- In dit perspectief is de openlijke discussie over het waaroaten hoe van een verder gaande West-Brabantse samenwerking uitermate waar devol geweest. Hierdoor is niet alleen het beraad versneld, maar geven steeds meer bestuurders uiting aan hun groeiende overtuiging, dat de.uiteinde lijke oplossing gezocht zal moeten worden in een nieuwe intergemeente lijke regeling voor geheel West-Brabant. Deze regeling zou, met vermijding van de bezwaren, die zowel bij de hogere overheid als bij een aantal gemeenten tegen de huidige W.E.B.-constructie bestaan, moeten voorkomen, dat dit gebied -in totaal nauwelijks groter dan de agglomoratie Eindhoven- als het ware voor eens en altijd en voor alle belangen, ongenuanceerd, en desnoods kunstmatigwordt opgesplitst in een aantal tè kleine, st.eeds deselfde gemeenteblokken. Deze structuur zou,voor wat de elkaar.in West-Brabant steeds overlaiapende belangen betreft, de kiem in zich kunnen dragen, hetzij van innerlijke verdeeldheid, hetzij -wat even fataal sou zijn- van vergrote, elkaar beconcurrerende, eenheden. De denkrichting, waarin zich thans het beraad beweegtwijst naar een regeling, die de eenheid van West-Brabant zowel naar binnen als naar buiten verzekert en. tevens de taak én het gezag zal hebbep daar waar nodig samenwerkingen in kleinere verbanden -bijvoorbeeld voor intergemeentelijke structuurplannen- te verzekeren en te begeleiden. Dit is natuurlijk een zaak, die goed beraad -met alle partners- en daarom ook tijd vraagt, maar het een zowel als het ander waard is. Het deze gedachtencang bevinden wij ons, ook in politicis, zoals meerdere uitlatingen in deze kringen aantoonden, in goed en -zoals nog heden ochtend uit een persintervieuw kon blijken- tevens in charmant gezel schap. Gaarne wil ik hierna besluiten met de verzekering, dat geen resul taten over 1966 noch verwachtingen voor de toekomst hadden kuririéh wor den uitgesproken zonder Uw voortreffelijke medewerkingde prima onder linge samenwerking in ons college en de volledige inzet van een be kwaam en actief ambtenarencorps, waarvoor ik zeer gevoelig er. erkente lijk ben. Ik ben dit niet minder ten opzichte van de Kerkelijke-, Rijks- en Provinciale Overheden, die -ook persoonlijk- toegankelijk waren als op hen individueel een beroep om hulp of advies werd gedaan. Ik dank evenzeer hun ambtelijke medewerkers voor hun gaven van hoofd en hart, de functionarissen der Rijkspolitie, die met te wéinig man kracht ook in het afgelopen jaar weer -vanuit een bar slechte huis vesting- veel werk hebben verzet, de publiciteitsmedia, die de ontwik keling van gemeente en streek zo nauwlettend volgden en vaak inspireer den en tenslotte dank ik de voor onze welvaart en ons welzijn zo uiter mate belangrijke groep van ondernemers en vertegenwoordigers van het particulier initiatief. Moge onder Godis onmisbare zegen 1967 voor hen en alle inwoners een gelukkig jaar zijn. De burgemeester van Etten en Leur* A.J.A. Oderkerk. Ho o f d s t uk II Ruimtelijke ordening - Bouwactiviteiten Wo n i ngb ëhoe f t e.

Raadsnotulen

Etten-Leur: 1936-1979 | 1967 | | pagina 120