Mijne Heren, Dit is de laatste nieuwjaarsvergadering die op Uw huidige vertrouwens basis is belegd. Dit jaar eindigt immers Uw zittingsperiode als gemeenteraad. Er was daarom nog meer reden dan in andere jaren om met U en over Uw hoofden heen raet de bevolking na te gaan, wat de oogst 1965 was van hetgeen in de afgelopen jaren voor een belangrijk gedeelte door U is genaaid. De nieuwe raad aal als geheel of middels zijn dagelijks bestuur in 1966 v/eer voldoende nieuwe taken vinden, in eigen gemeente en ook in het vlak van de intercommunale samenwerking. De contacten tot op heden gelegd zijn constructief en hoopvol, niet in de laatste plaats, omdat in de samenwerkende verbanden niet van onze gemeente geeist wordt, dat zij in dit opzicht monogaan zal zijn. Dat zou voor een gemeente met zovele aantrekkelijke buurgemeenten ook een te zware opgave zijn, het geen gelijkelijk voor meer gemeenten in dit gebied geldt» Moge de bevolking ook nu weer in staat en bereid zijn in 1966 aan het hoofd dezer gemeente een raad te stellen waarvan eenzelfde inspraak, als het moet tegenspraak, maar altijd samenspraak verwacht mag worden als voor Uw werkzaamheid zo kenmerkend was. Daarin zal zij zeker slagen als zij zich zal laten vertegenwoordigen door hen, die -ook in een eventuele verkiezingsstrijd- geen schade toebrengen aan de goede naam van onze gemeente. Immers ook voor een gemeente geldt, dat haar goede naam meer waard is dan geld en goed of mag ik het voor een gemeente misschien zo stellen, dat een goede reputatie juist het begin is van haar geld en goed! In deze geest zou ik willen besluiten door allen, die aan de goede reputatie an onze gemeente ook weer in 1965 hebben medegewerkt, mijn dank te betuigen. Daarbij richt ik mij tot U heren raadsleden; tot mijn dagelijkse medewerkers op bestuurlijk en ambtelijk niveau; tot de Rijks-, Provinciale en Kerkelijke Overheid; tot -zeker niet te vergeten de publiciteitsmedia en niet op de laatste plaats tot die grote kring van particulieren, die ieder naar positie en verantwoordelijkheid de economie, de cultuur en de niaatschappelijke verheffing in onze gemeente hebben gediend» Moge onder Gods onmisbare zegen ook 1966 weer voor onze gemeenschap een goed jaar zijn! Etten-Leur, januari 1966. De burgemeester van Etten-Leur A.J.A. Oderkerk.

Raadsnotulen

Etten-Leur: 1936-1979 | 1966 | | pagina 128