_4_ Desondanks steeg het aantal inwoners onze gemeente toch nog met 469l on dezelfde reden echter zal in 1966, wanneer een 35O tot 400 woningen ter bewoning gereed kunnen komen, de grootste na-oorlogse groei plaats vinden, die het inwoneraantaldat bij de jaarwisseling 17»356 bedroeg, op minstens 18.000 zal brengen! Aan dit pakket voeg ik nog toe de ingebruikname in 1965 van het fraaie gezondheidscentrum annex buurthuis aan de Kerkwerve5 de start, die in 1965 gemaakt werd met het wijkwinkel-centrum aan het van Bergen- Plein; het opvallend aantal heropeningen van diverse 'winkelpanden elders in de gemeente; de in 1965 ingetreden kentering ten goede van de scholenbouw met als eerste gevolg de start van een kleuterschoolcomplex in het plan Zuid; de reële verwachting van rijksgoedkeuring voor een aantal scb.ccluitfcreidir."en en -hi -r centraal gesteld- de na jarenlang vergeefs pogen in 1965 verkregen med©werking voor de bouw van een ver vangende jongensschool in Leur. En ten besluite de verwachting, dat in 1966 een aanvang zal worden gemaakt met eén of meer van de belangrjjke projecten, die zo aanstonds de structuurweg naar het station zullen be geleiden, zoals het spectaculaire bouwplan voor een bejaardentehuis met 200 bedden in een flat van 8 woonlagen met verpleegafdeling en revali datiecentrum, een centraal postkantoor, een gewestelijk arbeidsbureau, een nieuw politiebureau en op een ander punt in de gemeente de bouw van een brandweerkazerne, waarvan, de rijksgoedkeuring mij bij het schrij ven van deze regelen werd aangekondigd. Mijne Heren, Ik heb de ontwikkeling van onze gernee?ate geschetst met als vertrek punt het carillon. Om echter de zaken te overzien, waarvoor onze ge meente in de nabije toekomst gesteld zal worden, zult U een hogere uitkijktoren behoeven. Ik mag U daarvoor adviseren, de trans van het provinciaal ontwikkelingsplan, de nieuwjaarsrede van de voorzitter van de Kamer van Koophandel en de ontwikkelmgsschets van de Stichting ter Welvaarssbevordering van West—BrabantVandaaraf ziet U, dat de industriële ontwikkeling, ook in onze gemeente -hoe zeer zij ook in opgaande lijn is—, toch nog maar een benadering is van de taken, die in dit opzicht aan dit gewest worden gesteld. Wat op liet gebied van de werkgelegenheid hier tot stand komtis een inbreng in het regionaal industrialisatiebeleid. Dit beleid is in zijn nieuwe stijl vooral een spreidingsbeiexd. Om het welslagen hiervan te bevorderen, doet het Rijk in onze kerngemeente grote investeringen, raaar daarnaast moet onze gemeente zelf een aantal kostbare voorzieningen treffen én financieren, die direct noodzakelijk zijn, maar eerst na een langdurig gecontinueerde ontwikkeling rendabel zijn te maken. De vrees voor een ontijdig afbreken van onze status als kerngemeente is in de loop van het vorig jaar teruggedrongen. Meer dan ooit immers bestaat er behoefte aan stimulerende maatregelen ter bevordering van een noodzake lijke spreiding uit de randstad Holland en beter dan ooit heeft -zoals de Staatssecretaris van Economische Zaken in 19^5 persoonlijk wilde constateren- onze gemeente aan haar taaie ten deze voldaan. Er is echter elders een andere ontwikkeling gaande, die de grootste waakzaamheid voor eigen belangen opeist. De situatie in Zuid-Liraburg is, gezien de afbouw van de mijnen, van dien aard dat ook kernaanwijzingen in dit gebied urgent blijken te zijn, kernaanwijzingen, waarin als extra stimuleringsmaatregelen zelfs participatie van Staatswege in vrije ondernemingen overwogen wordt. Daarnaast wordt verwacht, dat in de sector textiel verdergaande bedrijfsunies zullen plaatsvinden, met voor de gemeenten, die daardoor onevenredig zwaar getroffen worden, vooruitzichten van gelijke aard.

Raadsnotulen

Etten-Leur: 1936-1979 | 1966 | | pagina 126