verruiming van het plaatselijk belastinggebied en de wet uitkeringswegen °eze aanvullende maatregelen zijn nog steeds niet officieel, terwijl de regering steeds heeft verklaard en thans nog betoogt, dat dit complex van regelingen als een geheel moet werden gezien ter sanering van de gemeentelijke financien. Een lichtpunt is misschien nog een zgn. verfijningsuitkering voor gemeenten met een klein-stedelijke ontwikkeling, welke eveneens is aan gekondigd, maar nog niet is toegepast. Dus in deze begroting noet nu wel het grote financiële nadeel van deze regeling verwerkt worden, maar de financiële voordelen zijn in om vang en in orde van tijd nog onzeker en derhalve niet te ramen in dit stadium. Ik hoop van harte, dat in het thans begonnen jaar op dit gebied van de zijde van de regering eindelijk meer concrete en bevredigende regelin gen mogen worden verwachtwaardoor het thans geraamde tekort alsnog zal kunnen worden weggewerkt. Ten aanzien van de financieringspos.'.tie is U wellicht bekend, dat de regering in december heeft besloten op grond van de Wet Kapitaals uitgaven Publiekrechtelijke Lichamen de centrale financiering voor ge meenten in het leven te roepen. Deze mogelijkheid heeft de regering ge geven, indien de zeer krappe kapitaalmarkt hiertoe aanleiding geeft. Deze maatregel houdt in, dat de gemeenten ten aanzien van het aantrekken van vaste financieringsmiddelen niet meer op de vrije kapitaalmarkt kunnen opereren. Onze gemeente kan dus thans alleen vaste financierings middelen verkrijgen op aanwijzing van de Minister van Binnenlandse Zaken bij de Bank voor Nederlandse Gemeenten. Door deze maatregelen heeft de centrale overheid een belangrijke greep op de gemeentelijke investe ringen. Voor onze gemeente is dit vooral belangrijk ten aanzien van de nieuwe objecten, welke in 1966 op stapel staan, omdat nu naast de goed keuring van Gedeputeerde Staten ook nog eens de beoordeling door het rijk geschiedt in het licht van de totale overheidsinvesteringen. Dit werkt natuurlijk vertragend en niet inspirerend. Voor wat de behandeling van de ontwerp-begrotingen in de afdelingen betreft en de hierbij gestelde vragen en opmerkingen, moge ik U verwijzen naar de schriftelijke beantwoording hiervan door ons college. Overeenkomstig het reglement van orde wil ik nu de ontwerp-begrotingen 1966 aan de orde stellen, allereerst voor eventuele algemene beschouwin gen, daarna artikelsgewijs. Wij zullen U, nadat alle raadsleden in eerste instantie desgewenst hierover gesproken hebben, trachten Uw eventuele vragen te beantwoorden". Daar, desgevraagd, geen der leden zich meldt voor het houden van een algemene beschouwinggaat de voorzitter over tot de puntsgewijze be handeling. Hij vraagt of na het uitvoerig plaats gevonden hebbend af deling sonderzoek nog nieuwe vragen zijn gerezen, eventueel mede in ver band met de beantwoording door het college. De heer Braat zegt dat het antwoord op zijn vraag betreffende de aan sluiting op het aardgasnet en de onvolkomenheden in de aardgasvoorziening, hem niet heeft bevredigd. Hij concludeert een te fatalistische instelling van de zijde van het gemeentebestuur en vraagt zich af waarom de gemeente goed mijngas voor slecht aardgas zou moeten ruilen. Spreker verwijst naar de persberichten over de onregelmatige gastoevoer, drukverschillen enz», die voor de aardgasvoorziening niet bepaald vertrouwen inboezemen. De voorzitter zegt dat onze gemeente in deze afhankelijk is van het gasdistributiebedrijf in Roosendaal. Bovendien meent hij, dat de gas levering door de mijnen in de toekomst zal worden stopgezetHij stelt voor de geopperde bezwaren aan het gasdistributiebedrijf door te geven» Tenslotte wijst spreker op de mogelijkheid, dat de bezwaren, die er momenteel nog aan de aardgaslevering kleven, tegen de tijd dat er voor onze gemeente op dit net zal worden overgeschakeld, zullen zijn opgelost.

Raadsnotulen

Etten-Leur: 1936-1979 | 1966 | | pagina 117