nssosQl^ frafl ri»v i all Ibiow beet fib ni- BOi - fib toov gni nob tot© wood a ne: ns t-. eb frisk .ebfitn frloob t&frfrx* >tiatqa frfib frgos tfifrfr^ tfibno ifiobsqfroov no t©0ow n»v tfige* .dd?l itfiunct fibnfifignx fisfro" it n«v aoxvb* gifrfiniiB so' -101- De heer Braat merkt op, dat naar zijn mening de commissie Openbare Werken geen gunstig advies terzake heeft uitgebracht. De voorzitter deelt mede, dat het slot van het uitgebrachte advies luidt, dat tegen het voorgenomen voorbereidingsbesluit geen bezwaren bestaan. De commissie kan echter voor het thans aan de orde zijnde gebied niet zonder meer akkoord gaan met de aanleg van een dijk ten behoeve van de aanleg van de provinciale weg en verzoekt eerst nader te worden ingelicht over zaken als de kosten van de verschillende manieren van aanleg en de mogelijkheden tot verschuiving van dit weggedeelte. Eerst na bestudering van deze gegevens kan de commissie ook voor wat de reele aanleg betreft haar advies uitbrengen. Na enige discussie tussen de voorzitter en de heer Duijnstee, verzoekt de voorzitter de heer Pijs als voorzitter van de commissie Openbare Werken de mening van deze commissie naar voren te willen brengen. De heer Pijs bevestigt, dat de commissie als zodanig niet tegen het te nemen voorbereidingsbesluit was, maar dat zij zich om trent de preciese uitvoering van het plan eerst na kennisname en be studering van door haar gevraagde nadere gegevens in adviserende zin wilde binden. De heren de Bruijn en Duijnstee vragen zich af, of dit voorberei dingsbesluit dan wel zin heeft, als de plaats waar dit weggedeelte gerealiseerd zal worden nog niet precies vaststaat. De voorzitter deelt hierop mede, dat het voorbereidingsbesluit in elk geval nood zakelijk is om de beslissing op eventuele aanvragen om een bouwver gunning in dit gebied te kunnen aanhouden. Dit gedurende êên jaar. Zou er geen voorbereidingsbesluit zijn, dan moeten bouwvergunningen in dit gebied worden verleend met alle financiële consequenties voor de gemeente. Van de zijde van de Rijkswaterstaat is gesuggereerd de weg iets te verleggen naar het oosten. Met het uitwerken van deze suggestie is enige tijd nodig. Om financiële nadelen voor de gemeente te voorkomen, biedt het voorbereidingsbesluit de mogelijkheden daar toe. De heer Duijnstee merkt nog op, dat het hier voor hem a.h.w. een "halszaak" betreft. De voorzitter hoopt, dat hij deze uitlating zó mag interpreteren, dat de heer Duijnstee beoogt te zeggen, dat van het "gemeentebelang", dat wij hebben te dienen, een "halszaak" gemaakt moet worden en dus niet van êên bepaald aspect van een zaak, zonder met enigerlei nuancering, zelfs als deze in het belang der gemeente zou zijn, rekening te willen houden. Daarom stelt hij voor samen te pogen na te gaan,na overweging van alle aspecten,waarmede in concreto het gemeentebelang het best ge diend kan zijn. De heer van Kuijck zegt, dat het streven erop gericht is Etten en Lear aan elkaar te bouwen. Hij vreest, dat door de aan te leggen weg een scheiding zou kunnen ontstaan. De voorzitter meent, dat hij voor wat dit streven betreft, over goede papieren beschikt. Hij stelt voor op deze kwestie nader in te gaan, nadat er meer overzichtelijke plannen op tafel liggen. Hierop wordt zonder hoofdelijke stemming besloten tot het nemen van een voorbereidingsbesluit. Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig voorstel met gunstig advies van de commissie Openbare Werken besloten tot: - toepassing van artikel 20 der Wederopbouwwet voor de bouw van een winkelwoonhuis door J. Maas, Bredaseweg 173 te Leur, op perceel sectie E nr, 607; - toepassing van artikel 20 der Wederopbouwwet voor de bouw van een 6-tal "Bogaers"-woningen aan de Pastoor van Weesstraat door de N.V. iB9 BflV flöisiu» jibeto oös xi£V Qfii QnigisLi" 9^8199 fib lifiV i>d Ob tO frQfifitV 90»i'-' i. aj tem ic, fr [law ttfii

Raadsnotulen

Etten-Leur: 1936-1979 | 1965 | | pagina 346