w -71- De voorzitter toont de heer Willemse een door de gemeente in 1956 aan de fa. Bakker gezonden brief, waarin al reeds deoppervlakte minus de brandgang is omschreven en waarbij een situatietekening was gevoegd. Hij vraagt de heer Willemse, wat hij na kennisname van deze bewijzen nog wil produceren. "Ik procedeer niks" is de repliek van de heer Willemse. Nadat ook de secretaris pogingen aanwendt om de heer Willemse een en ander duidelijk te maken, merkt deze op, dat hij van oordeel is enkel met de voorzitter in gesprek «.e z-cjn. De heer Willemse vervolgt dan, dat deze kwestie hem eigenlijk niets kan schelen, maar het gevolg is van het feit, dat, toen hij in de ver gadering van 26 mei een opmerking maakte over de verkoop van deze brandgang voor 3," ra2hij d°°r een Van de raafleden "in de nek gesprongen» werd met de mededeling, dat hij door deze opmerking het gemeentebestuur beschuldigde. Terwijl deze notulen worden opgezocht, vraagt de voorzitter aan de heer Willemse of hij mag aannemen, dat, zolang niet het tegendeel aan de hand van andere stukken bewezen kan worden, de heer Willemse ook aanneemt, dat de thans overgelegde uittreksels juridisch juist zijn an dat dus wat de brandgang-affaire betreft ook de heer Willemse overtuigd is geworden, dat de gemeente geen eigendom heeft verkocht, dat haar niet toebehoorde. De heer Willemse: "Mijnheer de voorzitter, zoals U het daar hebt staan, dan ban ik echt «aar niet iemand, die tegen de muur oploopt, want zoals het daar staat,moet ik aannemen, dat het zo IS W7ifJ.or. Deze verklaring kan ik m U prijzen, mijnheer Willemse A~n .fnedaan, Wilt U nu op het volgende en daarmee is deze zaak dan a_geaaa«.. PUnLt°b*ètrekking tot het "geval Zwanenburg» zegt de heer Willemse, dat hij dit ook een nare kwestie vindt. Hij heeft gezegd, dat hij ■T z -kr. Uri-ia-heliik laag vond, omdat hij xn de stellige 9® 7 7 a,Qarrfp dat dit voorstel tot de volgende vergadering overtuiGiHd völ KöGrue 5 5 „i„n nit aeschiedde evenwel niet en daarom is hij zou worden aangehouden, uxx dit«rzSt9dfheer"«£s;ee, dat ik dit pertinent gelogen heb maar J -aochidperde, kwam ik tot de ontdekking, dat toen ik feze kv/es^i eii^ar zijllo Mijnheer de voorzitter ik enkele cijx Willemse, wat heb je daar een flater geslagen", dacht toen: "Mijnheer ailQS en OQdat ik die brief van Toen ben ik, oc.i -j kreegs weer naar het kadaster getrokken Économische a e jD bedragen kloppen niet met de kadas- en nu heb ik een verkocht is» en spreker somt de ver- trale gegeven^, «/nummers en oppervlakten op, "En nu kun je er schillende ka a het een droevige geschiedenis. Als om lachen ox n - - men komt dan zo terecht. Dan zeg ik men uitgaat om mfornam .ff.irp ^,rTOnr iw Mi inheer de voorzitter, deze hele affaire, daarvoor op mijn beur want dit is absoluut onzinnig, alles bij el- bi or? ik: niin excuus cXcin 7 wanu I ÏkTrilde verder nog wat zeggen over de opmerkingen van de heer kaar. Ik wixae zandkwestie, maar ik houd mijn mond hierover. Duynsi.ee ben mGnsen bij kunnen betrekken, maar dat doe ik Ik !°Uner.n?9 Air* gooi ze in de pruliemand, want gezien deze niet. De hele c een Jan Rlaassenspel gebleken, kadastercijfer opmerkingen zou ik U thans willen vragen», al du opricht de ^orzltter zich hierop tot de heer Willie, "om in alduo richt ae foutieve gegevens berustende brieven aan de hec vervolg *ie gedeputeerde staten te zenden. Aan het eind raadsleden, hijzelf e y r gewoon verrekend hebt. En dan van het verhaal de goegemeente in een aanvullend betoog, schrijft U nota c ld ln staat is om gezonde kritiek tot zwijgen dat geen macht, ver wux te brengen clo riphndp'l or* 1 *3 Oöiö-'.it.JLj-v?

Raadsnotulen

Etten-Leur: 1936-1979 | 1965 | | pagina 316