-98- B. Land- en tuinbouw. In een gemeentelijk jaarverslag, dat in overwegende mate een weergave is van aktiviteitenontwikkeld of gestimuleerd door het gemeentebestuur, kan in het algemeen aan het onderwerp "Land- en tuinbouw" en ook aan het hiernavolgende onderwerp "Handel en Ambacht" slechcs in bepeikte mate aandacht worden gewijdhoe belangrijk deze beide bestaansbronnen voor onze plaatselijke gemeenschap ook zijn» Het aandeel van het gemeentebestuur in de ontwikkeling van deze heide bestaansbronnen zal in het algemeen immers bescheiden zijn. De gemeente zal op gemeentelijk terrein echter wel die maatregelen kunnen bevorderen, welke de omstandigheden voor een gezonde ontwikkeling van deze bestaansbronnen gunstig kunnen beinvloeden. Met de verdere ontsluiting van het landelijk gebied door verharding van landwegen en uitbreiding van electrificatie en waterleiding, worden mede grote agrarische belangen gediend. Op andere plaatsen werd hiervan reeds melding gemaakt. Dit geldt eveneens voor de overdekte veemarkthal, waarin niet alleen een wekelijkse veemarkt voor West-Brabant wordt ge houden, maar waarin ook regionale of interprovinciale organisaties op het terrein van do rundveefokkerij in 1984: belangrijke aktiviteiten ontwikkelden (Zie hiervoor hoofdstuk IV en VII). De ontwikkeling van het land- en tuinbouwonderwijs is ook elders be schreven. Door gemeentelijke planologische maatregelen in uitbreidingsplannen en bouwvergunningbeleid wordt het landelijk gebied zoveel mogelijk voor agrarische doeleinden gereserveerd en mede hierdoor een verdergaande versnippering hiervan voorkomen. In het gebied van de Haagse Beemden en zelfs ook daar buiten, wat de omgeving van Leur betreft is in 1984- thans door de ingelanden een ruilverkavelingsplan aanvaard, waarvoor het gemeentebestuur in j-983 reeds een belangrijke subsidie toekende (zie hoofdstuk VI). Ook vooi" het gebied van de Aa of Weerijs wordt een ruilverkavelingsplan in voor bereiding genomen, terwijl voor de rest van het landelijk gebied ver moedelijk in I965 oen aanvraag voor ruilverkaveling door het gemeente bestuur ingediend zal worden. Een tweede belangrijk object voor de landbouw is de uitvoering van het plan tot verbetering van 35 km. secundaire waterleidingen, dat in 1963 als D.A.C.W.-werk tijdelijk stopgelegd is. Het is ons niet meer mogelijk, zoals in vorige jaarverslagen, ge specificeerde cijfers voor oppervlakten cultuurgrond en voor de vee bezetting te vermelden, nu na een concentratie van de registratie bij een districtsbureau van de voedsel commissaris in Noord-Brabant men niet meer bereid is deze ter beschikking te stellen per gemeente. Uit een publicatie van de toestand in mei 1962 blijkt, dat -terwijl onze gemeente een totale oppervlakte heeft van 5909 ha- ongeveer 4420 ha als cultuurgrond in gebruik wasDe resterende 1490 ha wondt dus gevormd door woonwijken, wegen, waterleidingen, bossen, woeste grond en onland; dit laatste overwegend in het zuiden van de gemeente. Een uit andere bron stammende publicatie in 1964, w aar bij vermoedelijk andere normen zijn toegepast, geeft aan als oppervlakte van de gemeente 5896 ha, waarvan 5269 ha(cultuurgrond, 221 ha bos, 47 ha woeste grond, heide, moeras, riet en biezen, llo ha wegen, water en spoorlijn, 15 ha plantsoenen, 212 ha bebouwde oppervlakten en 16 ha toekomstig bouwterrein» In het bijzonder de laatste drie cijfers komen ons bepaald te laag voor

Raadsnotulen

Etten-Leur: 1936-1979 | 1965 | | pagina 226