n r -37- 'in, Een te klein en ongeriefelijk huis is, zoals hier werd ervaren, erg. Maar een gróót huis zonder pannen op het dak is spoedig weer onbewoonbaarJ Gisteren is de nieuwe industrialisatienota verschenen. Wij vinden daar: dacht ik, een schetstekening voor de verdere afbouw van onze gemeente. Belangrijk is hoe het nader aangekondigde besten: eruit zal zien en aan welke opleveringstermijn de hand moet worden gehouden. De verwachtingen, die het gemeentebestuur ten aanzien hiervan heeft, heb ik desgevraagd gisteren tegenover de pers geformuleerd. Ze mogen niet pessimis tisch zijn, gezien onze dankbare ervaring, dat wij de Rijks-overheid en —vooral ook van het Provinciaal Bestuur— steeds de steun heboen ontmoet, die wij behoefden voor het dragen van de indertijd gezamenlijk aanvaarde verant woordelijkheid voor de nieuwe constructie van deze gemeente. Er is een gezegde: Hoe groter het huis, hoe groter de zorgen! Toch, mijnheer de Commissaris van de Koningin, is het met grote vreugde, dat ik U verzoek dit grotere huis der gemeente te openen. Want IJ stelt het open voor een prima bevolking en behalve zorgen neem ik naar dit gemeentehuis ook mede de inventaris van bekwame medebestuurders, van een progressieve gemeentehaad ook en van een deskundig en aangenaam ambtenaren" corps, die allen door het leveren van opvallende prestaties in een gebrekkige behuizing bewezen, dat het in het leven vooral aankomt op de juiste mentali teit! Mogen de besluiten, die in dit nieuwe raadhuis genomen worden en de reactie hierop van de hogere overheid strekken, zoals wij aan hex einde van elke raadsvergadering aan God vragen, tot het waarachtig belang van deze gemeente, opdat daar vrede en welvaart mogen heersen. Het woord is thans aan de Commissaris van de Koningin. De Commissaris der Koningin spreekt hierna de volgende rede uit: Mijnheer de voorzitter, leden van de gemeenteraad van Etten-Leur, dames en heren De kunst'van het leven is vaak het oude met het nieuwe te verbinden. Dat geldt voor vader en zoon, dat geldt voor generatie op generatie; dat geldt ook voor het oude en het nieuwe in een bepaalde stad, in een bepaalde gemeente; dat geldt ook voor de ontwikkeling van kerkdorpen binnen een bepaalde gemeente Mijnheer de burgemeester, U hebt zelf in Uw inleidende woorden, m.i. volkomen terecht gewezen op de ontwikkeling van Uw gemeente Etten en Leur. Een oude gemeente; een gemeente die zorgelijk was, in de jaren rond en vlak na de oorlog; een gemeente, die met de,hulp van de hogere overheid een sprong gemaakt heeft naar een nieuwe toekomst. Een sprèng die in heel het land bewondering wekt, en waar iedereen van zegt: Daar moet je gaan zien, om vast te stellen, hoe een gemeente, die goed geleid wordt, in korte tijd naar grote welvaart kan toegroeien. Woorden van lof, gericht aan het gemeentebestuur, zijn op een dag als vandaag dan ook bepaald op haar plaats. Wanneer ik daaraan dan nog een verdergaande gedachue wil verbinden, dan grijp ik wederom terug op de woorden van de burgemeester t.a.v. de nota van de Staatssecretaris van Economische Zaken, die hierin een aanwijzing ziet, dat men U krachtig genoeg acht, om geleidelijkaan op eigen benen verder te gaan. Ik ben blij dat U deze mededeling ook met het nodige optimisme hebt gedaan, mijnheer de'burgemeester, en voor zover er twijfel mocht zijn in het hart van Uw raad dan zou ik U willen wijzen op het voorbeeld van Uw voorganger, nier aanwezig, die zonder de bijzondere steun van Rijk of Provincie, ook m een moeilijke stad, blijk geeft dat het waarachtig wel gaan kan. Het is voor een gemeente en dat geldt voor elk levend wezen, bepaald ge vaarlijk om té lange tijd té kunstmatig, met té veel steun m de rug, door het leven te gaan. En wanneer men U, met voorzichtigheid en tact, door de overgangs ïjd een helpt, dan ben ik srrvan overtuigd, dat het waarachtig belang van de gemeen e Etten en Leur, op lange baan gezien, er in kan liggen, om zien nu m te stellen op een zelfstandig voortgaan op de thans wel breeduit geplaveide weg. O

Raadsnotulen

Etten-Leur: 1936-1979 | 1964 | | pagina 218