-7-
e. in het uitbreidingsplan Etten-Oost en Leur-Zuid-West
- verkoop van de premiewoning Marijkeplein 1 aan J. Koevoets tegen de
prijs van 17.000,-- in plaats van 18.000,zoals in de vorige
vergadering besloten;
- de voorzitter deelt mede, dat de voorstellen betreffende verkoop
van de woningen Marijkeplein 7 en Korte Brugstraat 93 ook worden
teruggenomen, omdat de schattingsrapporten niet tijdig zijn ont
vangen;
- verkoop van de woning Bredaseweg 105 met berging, erf en tuin aan
H. Hendriks;
- met betrekking tot de voorgestelde verkoop van de woning Wilhel-
minalaan 1 aan P.W.M. Verschuren, vraagt de heer Duynstee om de
bepaling in dit soort verkoopcontracten betreffende het verbod van
verkoop binnen 10 jaar te schrappen» Omdat het verkoopbedrag mede
op deze bepaling gebaseerd zou kunnen zijn, stelt spreker voor om
de aspirant-kopers dan 2 bedragen voor te stellen, n.l. een bedrag
mét deze bepaling en een zónder deze bepaling.
De voorzitter zegt, dat bij sociale woningbouw, in casu van
woningwetwoningen, de gemeente verplicht is om een dergelijke be
paling in het verkoopcontract op te nemen. Of dit ook voor
premiewoningen geldt, betwijfelt spreker. Niettemin heeft het col
lege toch deze regeling analoog aan de woningwetwoningen toegepast.
Deze verkopen geschieden immers niet op duidelijk commercieel-
economische basis.
De heer Duynstee zegt, dat het bij deze premiewoningen moeilijk
zal vallen, om, als deze voorwaarde niet van hogerhand geëist wordt,
deze toch op te nemen.
De voorzitter deelt mede, dat het college ontheffing kan ver
lenen; overigens is deze bepaling als kettingbeding met boetebepaling
opgenomen
De heer Braat stelt voor, om de verkoop van het pand Wilhelmina-
laan 1 aan te houden. Hierover is n.l. in de vergadering van de
commissie van financiën uitvoerig van gedachten gewisseld, waarvan
in het verslag niets is opgenomen. Hij acht het koopcontract niet
in alle opzichten billijk, waarmede z.i. verschillende andere raads
leden het met hem eens zijn.
De voorzitter merkt op, dat betrokkene het wel met deze bepa
lingen eens is, voorzover hem bekend.
De heer Braat zegt, dat deze kandidaat er helemaal buiten staat,
maar dat het hier een principiële zaak betreft.
De voorzitter zegt na enig beraad, dat het college bij zijn voor
stel blij ft, omdat de taxateur ook met deze bepaling rekening heeft
gehouden. Niettemin kan de raad besluiten om deze beslissing aan te
houden
De heer Braat vraagt naar de beslissing van burgemeester en wet
houders, indien de koper een verzoek indient, om naast de woning
een garage te bouwen, zoals in de vergadering van de commissie van
financiën is gesteld en hij in verband hiermede verzoekt om van de
tuin van het arbeidsbureau een stukje grond aan hem te verkopen.
De heer A. Luijkx zegt het met de heer Braat eens te zijn, tenzij
de voorzitter een antwoord kan geven op de 2e vraag van de heer
Braat.
De voorzitter merkt op, dat in dit geval de raad zelf in deze
het laatste woord zou hebben, zodat er z.i. nu geen reden is om
tot de verkoop als voorliggend te besluiten.
De heer Duynstee stelt voor om de servituutclausule uit het
concept-besluit te schrappen en verder dan overeenkomstig het voor
stel te besluiten. Dan zou tevens beslist kunnen worden, dat er van
Q J "44*