Toch was er in deze donkere tijd nog een lichtpunt. Als vergoeding voor de in de oorlog geleden schade verleende Koning Philips II als Hertog van Brabant in 1594 aan de gemeente het voorrecht jaarlijks twee paardenmarkten te houden, waarop ook andere beesten en koopwaren ver handeld mochten worden. Hieruit is de wekelijkse veemarkt voortgekomen, die thans de grootste is van West-Brabant. In cle tweede helft van de zeventiende eeuw brak een rustiger tijd aan, en kon de gemeente zich herstellen. Ondanks de drukkende belastingen die dóór de Staten-Generaal werden opgelegd, heeft Etten in de achttiende eeuw weer een betrekkelijk hoog welvaartspeil oereikt, al thans in vergelijking met andere delen van de Baronie. Een indicatie hiervoor is het fe*it dat het aandeel vah Etten in de gemeenschappelijke lasten van de Baronie öp de stad Breda na het grootst.was van alle gemeenten. In de Franse tijd profiteerde het agrarische Ettenvan de gunstige toestand van de landbouw in Nederland. In een ambtelijk rapport uit het jaar 1800 wordt geconstateerd dat Etten aanzienlijk in bevolking toeneemt, de huizen er zeer duur zijn en er telkens nieuwe gebouwd worden i Op 1 januari 1815 bedroeg het aantal inwoners 4216, het aantal huizen 697» Bij de algemene volkstelling in 1840 bleek het aantal in woners gestegen te zijn tot 5391» Ia de kom van Etten woonden toen circa 1000, in de kom van Leur circa 1100 mensen. In de negentiende eeuw valt later stilstand en zelfs achteruitgang te bespeuren, doordat de landbouw op de duur geen bestaan kon verschaf fen aan de groeiende bevolking. Wel ontstonden er enkele industriële bedrijven, zoals steenfabrieken en een suikerfabriek (1869) en hand haafden zich de bierbrouwerijen, maar dit was onvoldoende om blijvend in het tekort aan werkgelegenheid te voorzien. Vooral in de eerste decennia van de twintigste eeuw deed deze ongunstige constellatie zich scherp gevoelen. Omtrent de jongste geschiedenis van onze gemeente mogen de hierna in dit jaarverslag opgenomen gegevens U nader orienteren.

Raadsnotulen

Etten-Leur: 1936-1979 | 1962 | | pagina 146