Ook kan door samenwerking spoedig tot de m.i. noodzakelijke aanstelling
van primair een buurthuiswerker worden gekomen!
Tenslotte heeft de integratie van onze verworvenheden als een gegeven
consequenties naar buiten.
Het betekent, dat wij in elke kring, waarin men bereid is ons dien
overeenkomstig te behandelen, al datgene van ons behoren in te brengen,
waarin de belangen van eigen gemeente met de belangen van de gehele streek
parallel kunnen gaan.
Inderdaad denk ik hier onder meer aan de welvaartsstichting groot
West-Brabant. Op de werkelijk ongelukkige wijze, waarop de .jl .B zich
voor het eerst aan onze gemeente presenteerde, is over en weer, dacht ik,
voldoende gezegd. Persoonlijk heb ik hierna ook waardevolle kontakten
met de voorzitter van deze stichting mogen hebben. Zonder te stellen,
dat nu alle bezwaren zijn weggenomen, heeft het gemeentebestuur mij toch
gaarne gemachtigd tot dit streekorgaan toe te treden. Spoedig hoop^ik
nu te ervaren, dat er in dit milieu van onze gemeente werkelijke samen
werking en niet alleen maar médewerking wordt verwacht. Deze instelling
zal overigens tegenover alle hierbij geïnteresseerde gemeenten, ook tegen
over de kleinste onder hen, moeten bestaan. Zij verdienen het bovendien.
Deze gemeenten immers toonden, reeds lang voor aan de samenwerking een
statutaire basis werd gegeven, bereidheid tot samenwerking. Ons gemeente
bestuur constateerde bij deze gemeenten ten aanzien b.v. van de levens
school, de school voor amateuristische kunstbeoefening en drgl nimmer
de houding van "Wij doen niet mee, omdat wij 't zelf niet hebben" of
"Wij doen niet mee, omdat wij 't zelf óók hebben!".
De W.E.B.kan voor West-Brabant en ook voor onze gemeente veel gaan
betekenen. Als een der punten van aktie denk ik b.v. aan het probleem van
de loonklassifikatieHet streven van onze gemeente -dat op het ministerie
van sociale zaken naar ik mag zeggen ernstige aandacht heeft- om het gehel
West-Brabantse gebied qua lonen als een geheel behandeld te zien, kan
slechts gericht zijn op een optrekking naar de loongrenzen van onze nabuur
gemeenten. Naar mijn mening kan het streven van West-Brabant in zijn
geheel echter erop gericht zijn om in zijn totaliteit opgevoerd te worden
tot de loongrens van Rotterdam.
Mijne Heren,
Reeds te lange tijd legde ik beslag op Uw tijd. Wilt het mij voor deze
maal vergeven. Ik meende, dat U recht had in mijn eerste nieuwjaarstoe
spraak mijn mening over belangrijke punten van gemeente- en streekbelang
te vernemen. Toch liet ik nog veel onvermeld. De lezing van het jaarver
slag moge mij daarin aanvullen. Zo sprak ik b.v. niet over de spoorweg
en busverbindingen. Wij kennen hierover eikaars meningen. Ook sprak ik
niet over de verbouwing van het gemeentehuis. Ik zou daar nu veel bittere
dingen over kunnen opmerken. Ik zal dat niet doen, omdat ik nog steeds
hoop dat de Rijksgoedkeuring alsnog verkregen zal worden. Ook meen ik aan
de belanghebbenden in Etten en Leur nog te moeten mededelen, dat hen zeer
spoedig aan de hand ook van maquettes een juiste doorlichting zal worden
gegeven. Evenmin sprak ik nog over de reorganisatie van de dienst van
gemeentewerken, al kan ik U daarover zeer constructieve mededelingen doen.
Ik zal dat echter buiten deze toespraak houden.
Niet buiten deze toespraak wil ik houden mijn gevoelens van grote dank
ten opzichte van mijn medewerkers De secretaris, zowel als de beide
wethouders, zijn mij evenals, als dit nodig bleek, de overige ambteharen
van hoog tot laag, ook die der Rijkspolitie, van meet af aan tot een
bijzondere steun geweest. Ook de kerkelijke gezagsdragersdeindustriëlen
en de bevolking in haar verschillende schakeringen, zijn mij, zo vaak ik
met hen te maken had, steeds bijzonder terwille geweest. Ook dank ik de
pers voor de aandacht, die zij aan onze gemeente ook in I960 op zo voor
treffelijke wijze heeft gegeven. En niet in de laatste plaats ben ik
dankbaar aan U, leden van de Raad, die mij zo duidelijk Uw bereidheid tot
samenwerking toont.