-7-
B i i 1 a g e behorende bij de notulen van de raad der ge
meente Etten en Leur van 14- januari I960.
Afscheidsspeeche van burgemeester J.P. Godwaldt:
"Hier staande voor U, leden van de gemeenteraad, op een ongewone
olaats voor onze raad maar overigens op een voor mij vertrouwde en
eeliefde plaats, heb ik het gevoel dat alles omtrent dit afscheid
een ander aangaat en dat ik er niets mee te maken heb, zo moeilijk
is het voor mij me in te denken dat ik morgen niets meer te maken
heb met de belangen van Etten en Leur en dat een ander straks op
mi in plaats zal zitten.
Ik had zo zeer het belang van Etten en Leur met mijn eigen be
lang verweven, ja misschien wel er bij achtergesteld, dat ik me nog
niet kon voorstellen dat dit straks afgelopen is.
Men heeft in de kranten en in "Op de Ladder" en in toespraken
one-egeven van al dat geen ik hier heb verricht en mijn commentaar
iV allemaal erg vriendelijk en goed, maar allemaal sterk overdreven
Maar laat ik me beperken en uitsluitend tot U spreken, gemeenteraad,
omdat ik straks waarschijnlijk nog de gelegenheid krijg tot de be
volking te spreken, zodat ik, wat ik nu moet zeggen, kan beperken
tot datgene, wat de verhouding betreft tussen U en mij, kan spreken
over onze verstandhouding in de laatste zeven jaar.
Ik ga U geen opsomming geven van wat in deze jaren is tot stand
gebracht. Anderen hebben dit reeds teveel gedaan. Maar ik geloof
wel dat ik met Thorbecke mag zeggen zonder enige vergelijking
overigens met deze beroemde staatsman, de woorden die hij in loo2
sprak- "Ik ben gekomen met de spade op mijn schouders". En was het
wat dé resultaten betreft in Etten spectaculairder dan_in Leur, ook
Leur zal over een aantal jaren erkennen dat in deze 7 jaar het
grondwerk is verricht.
Mijne heren, in meer dan 100 raadsvergaderingen, om de commis
sies en de informele besprekingen maar te vergeten, heb ik U en Uw
voorgangers mogen voorzitten. Dit moet een band scheppen. En toch,
in het bekende boek "Twee ambtsketens" (Arnhem en Den Haag) van
burgemeester de Monchy, vertelt deze voortreffelijke burgemeester
dat een burgemeester, en hij in het bijzonder, nooit ontkomt aan
een zeker gevoel van spanning en zenuwachtigheid als hij zijn raad
tegemoet treedt.
Spanning omdat dan ineens de, binnenskamers, zo ijverig uitge
werkte plannen aan het critisch oordeel van een groot gezelschap
mensen wordt voorgelegd, die daar zitten om als de Vox Popu-li
critisch een en ander te bekijken, aan te nemen of te verwerpen of
dingen te berde te brengen waar net niet aan gedacht is en dat dik
wijls ook tamelijk onbarmhartig doen.
Zeg nu niet "wij waren een makkelijk gezelschap", gedeeltelijk
is dat waar, maar ook hier bleek telkens weer dat juist als je het
niet verwachtte de raad zijn stekels wist op te zetten. Maar hoe
mooi en hoe goed bij alle bezwaren, ik ken ze, is dit in ons Neder
lands democratisch bestel.
Maar alvorens ik U ga danken voor de vriendschappelijke samen
werking wil ik nog iets doen dat ik-als een soort plicht beschouw
en dat is mijn speech voor U, bij mijn installatie in 1952, nog eens
na ruim 7 jaar bij U in herinnering roepen om te weten of ik tegen
over U mijn woord gestand heb gedaan. Ik wil dit doen omdat mijn
m v