r
Wanneer ik nu de belangrijkste onderdelen van gemeentezorg, waarmede
U bemoeienis had, hier in grote lijnen heb weergegeven zonder veel
cijfers te noemen, dan wil ik nu een en ander toch nog in globale
cijfers samenvatten, omdat hieruit soms meer dan uit de feiten alleen
de omvang en het belang van de recente gemeentelijke ontwikkeling naar
voren kan komen. Bovendien was de gemeente uiteraard niet in staat alles
wat hier moest gebeuren uit eigen financiële middelen te bekostigen en
voortdurend —en ook nu nog— moest een beroep gedaan worden op het rijk o
de helpende hand te bieden bij de oplossing van de abnormaal grote pro
blemen, waarvoor onze gemeente zich in deze ontwikkeling gesteld zag en
in vele opzichten nog gesteld ziet.
De gemeentelijke investeringen in deze jaren, hierboven grotendeels
aangegeven, kunnen als volgt worden gerecapituleerd:
grondaankopen en schadevergoedingen in uitbreidings-
plannen
1.700.000,—
bouwrijpmaken in uitbreidingsplannen
2.075.000,—
gemeentelijke woningbouw
5.500.000,—
gemeentelijke bouwcredieten
325.000,—
fabrieken in huurkoop
1.650.000,—
hyp.geldleningen voor fabrieksbouw
1.180.000,—
scholenbouw en onderwijsvoorzieningen
2.000.000,—
diverse openbare werken en openbare voorzieningen
3.000.000,—
kapitaalsbijdragen voor culturele en sociale objecten
350.000,—
voorzieningen op recreatief terrein
450.000,—
diverse investeringen, niet met name genoemd of
toegelicht
1.270.000,—
Totaal
19.500.000,—
Gngetwijfeld een respectabel bedrag en hoewel lang niet alle inves
teringen onrendabel genoemd mogen worden in de harde en beperkte econo
mische betekenis van dit woord, heeft dit toch uiteraard zijn weerslag
gehad op het peil van de jaarlijkse lasten in onze gemeenterekening.
De totale ongedekte nadelige saldi op de diverse hoofdstukken van de
gewone dienst, waar dus geen direct hiermede verband houdende inkomsten
tegenover staan, stegen in de eerste vier jaren van üw vijfjarige zit
tingsperiode van ongeveer 850.000,in 1953 tot ongeveer 1.600.000,
in 1957, ongeveer een verdubbeling dus. Deze aanzienlijke toeneming van
jaarlijkse lasten komt voor meer dan een derde voor rekening van onder
wijs en cultuur, een derde voor openbare werken en openbare voorzienin
gen en wordt voor het overige voornamelijk veroorzaakt door de gestegen
kosten van Maatschappelijke Zorg (ondersteuning e.d.van openbare
veiligheid, brandweer, B.B.straatverlichting en van het algemene be
stuursapparaat.
Hiertegenover stegen de algemene inkomsten tot dekking van deze jaar
lijkse lasten van 1953 tot 1957 als volgt:
1953
1957
Toename.
Eigen belastingen
85.000,-
125.000,-
40.000,—
üitk.rijksbelastingen
80.000,-
100.000,-
20.000,—
Belastinguitkgemfonds
135.000,-
210.000,-
75.000,—
Algem.uitkering p.inw.
uit het gemeentefonds
540.000,-
1
.125.000,-
585-000,—
Diverse algem.inkomsten
10.000,-
40.000,-
30.000,—
Totaal
850.000,-
1
.600.000,-
750.000,—
tt
tl
tl
II
II
II
ft
II
tl
tt
•i
tt
tt
ti
tt
ti
tt
tt
tl
tl
tt
tt