I
J'
-2-
nog toevoegen, wat op het gebied van scholen- en woningbouw (de 1000e
na-oorlogse woning komt dit jaar gereed) is gepresteerd, dan mogen wij
allen met trots en dankbaarheid terugzien op wat is tot stand gekomen.
Ik ben gekomen met de spade op de schouders heeft Thorbecke eens ge
zegd en ik geloof dat ik het hem mag nazeggen. (Ik heb zelfs een spade
met 2 stelen gehanteerd). Maar ik prijs me ook gelukkig dat ik dit heb
mogen doen, en nog het meest om de aangename'vriendschappelijke wijze
waarop dit alles in samenwerking met de raad, de wethouders en de secre
taris is gegaan. Vinden velen dat het aanschijn van onze gemeente na b
jaar volledig is veranderd, nog zo'n vijftal gezegende jaren en Etten
Leur is een flinke welvarende, moderne gemeente en zal nog eens een pare
van West Brabant genoemd worden.
En toch, zelfs met ons prachtige industrieterrein, met de 16UU ar
beidsplaatsen die daar in 5 jaar zijn gekweekt, met dat al verschilt de
werkloosheid van nu in dit gebied niet veel met die van 5 jaar geleden
en hebben we eigenlijk dus slechts bereikt dat de aanwas der beroeps e-
volking niet aan het werklozental is toegevoegd geworden. Te zeggen a
r\ dit me met zorg vervult zou een gemeenplaats zijn-, als ik eerlijk ben
moet ik zeggen, dat dit me een beetje bitter stemt. Hoe zijn wij e
laatste jaren bij onze industrialisatiepogingen niet afgeremd geworden.
Het ging zo goed in Etten, het ging veel te hard, de premie kan er af,
hebben jullie eigenlijk wel mensen genoeg voor zoveel industrie, de lege
Tornado met een spotlach en het gevoel soms dat het streven naar meer
fabrieken werd uitgelegd als een prive-hobbie of voor eigen glorie be
doeld was.
Mijn standpunt was toen het goed ging "hooien als de zon schijnt en
dat de super hoogconjunctuur van nog zo kort geleden voor dit gebied
slechts schijn was en dat bij de eerste de beste conjunctuurterugslag
dit gebied nog even ver zou zijn als 5 jaar geleden. Het werd niet aan
vaard. De conclusie waartoe men nu komt, dat "voortgaande industrialisatie
gewenst is", was 2 jaar geleden ten tijde van de super—hoogconjunctuur
met een eenvoudig rekensommetje al vast te stellen.
Zou men niet een beetje bitter gestemd zijn als men nu bedenkt hoe we
geargumenteerd hebben tegen de pendel zonder het minste resultaat. En hoe
deze pendel de industrialisatie hier heeft afgeremd, hoe we geargumenteerd
hebben tegen de premie-opheffing en de formele moeilijkheden, die bij de
A toekenning steeds maar gemaakt werden. Op 10 december 1957» dus niet veel
meer dan een maand geleden, ontving ik nog een persoonlijke door Minister
Zijlstra ondertekende brief, waarin wordt betoogd, dat tot de buitenwer-
kingstelling van de premie bevordering industrievestiging is besloten,
nadat in nauw overleg met het Ministerie van Sociale Zaken een onder
zoek was ingesteld naar de ontwikkeling van de werkgelegenheid en de werk
loosheid in de laatste jaren in alle ontwikkelingsgebieden. Als nu de
Minister van Sociale Zaken dezer dagen, dus goed een maand later, ver
klaart dat de premie in dit gebied weer versterkt terugkomt bij de a.s.
industrialisatienota, dan vraag ik mij af of t.a.v. het beleid in de ont
wikkelingsgebieden niet heel erg van de ene dag in de andere wordt geleefd.
Verder zou ik de vraag willen stellen waarom men het in Den Haag altijd
beter weet en waarom men nooit, maar dan ook nooit, eens wil luisteren
naar of overleggen met degenen, die dagelijks met hun neus boven op het
probleem zitten.
Ten aanzien van de grote ouderwetse werkloosheid, mag ik wel zeggen,
waar we thans mee worstelen, zou ik het volgende willen aanstippen.
Onze redenering van de laatste jaren, dat bij de geringste terugslag
van de conjunctuur, dit gebied weer evenveel werklozen zou hebben als
vroeger, omdat we met onze industrialisatie in hoofdzaak slechts de aan
was der beroepsbevolking hebben opgevangen,is juiste gebleken.
MM