Nu de laatste resten van ons 3-jarig bouwvolume zijn uitgegeven of binnenkort worden aanbesteed, zal ook 1956 niet veel verruiming meer geven. De. hoop is gevestigd op het bekend geworden voornemen van Minister Witte om het bouwvolume te gaan richten op de mankracht aan bouwvakarbeiders in een streek. Hopelijk zijn we dan verlost van de ergernis dat de bouwactiviteit stop ligt, terwijl de bouwvakarbeiders als werkloos staan ingeschreven (zie het verslag). Als het dan nog eens mogelijk wordt gemaakt dat ook de kleinere aannemers met hun personeel, op het platte land, mobiel worden gemaakt voor de woningbouw door b.v. de bouw van een woning voor eigen bewoning los te maken van het toegewezen contingent^ Wellicht bestaat er dan nog hoop dat ook 1956 nog wat meer oplevert» Het strakke dirigisme vanuit Den Haag waarbij inge zonden plannen terugkomen met b.v. de opmerking dat als nog drooglijnen voor de was in de tuin, in het plan moeten worden opgenomen, is ook niet bevorderlijk voor een vlotte gang van zaken in de strijd om meer woningen. Mijne Heren, ik wilde het hier bij laten. Het U overgelegde verslag zal U nog genoeg te denken geven. Ik dank op dit moment nog eens zeer bijzonder de beide wethouders voor hun voorbeeldige ijver bij het beharti gen van de gemeente-belangen in het afgelopen jaar en voor de prettige en vriendschappelijke sfeer, waarin ons werk steeds verloopt. Ook de secretaris en de ambtenaren ben ik zeer dank baar voor het vele werk, dat zij hebben verzet, heel dikwijls buiten de diensttijd. Ik spreek de hoop uit dat het jaar 1956 voor onze gemeente weer een goed jaar mag zijn en met de hulp van G-od rekenen we op een even gezegend 1956. U heren raadsleden wens ik dit ook in Uw persoonlijk leven toe.

Raadsnotulen

Etten-Leur: 1936-1979 | 1956 | | pagina 106