32
deze algemene beschouwing stelt de voorzitter voor om
er te gaan tot het behandelen van de afzonderlijke
grotingen, zoals deze de raad zijn aangeboden,
begroting van de Instelling voor Sociale Hulpverlening
voor het jaar 1954» „„v.j
De voorzitter deelt mede, dat de gemeentelijke
die voor de instelling bedraagt 67.30*
De heer Vissers wenst te vernemen waarom voor de hulp
behoevenden geen normen van uitkering zijn aangegeve
Hij merkt vervolgens op dat hij teleurges e
omdat hij geen post voor kolentoeslag p_ S
heeft gezien. De ouden van dagen hebben m het
meen belang gewerkt en thans moeten ze van g
te behoeften verstoken blijven. Hij verzoe
mogelijkheid te overwegen om hiervoor alsnog e
drag op de begroting te plaatsen.
De voorzitter merkt op dat we hier te maken hebben^
met een Zelfstandige instelling en dat het dus, voo
wat betreft de normen van ondersteuning van u p
hoevenden,dit een kwestie is die de instelling a s
zodanig aan gaat.
Ten aanzien van de opmerking over de kolentoeslag
merkt de voorzitter op, dat dit diverse malen in e
vergadering van burgemeester en wethouders is bespro
ken, doch dat het college van mening was, dat
daarmede een categorie, die ondanks hun vroeger ge
ringe loon, waarvan ze nog een bedrag gespaard hebben
en waardoor ze thans niet vallen onder de uitkering
noodwet ouderdomszoorzieninger buiten komt te val
len. Nu bovendien het Rijk de hulpverlening aan ouden
van dagen aan zich getrokken heeft,is het ook een
taak voor het Rijk om voor deze kwestie zorg te dra-
De heer Vissers merkt naar aanleiding hiervan op, aai
volgens schatting 2/3 van de Nederlandse Gemeente*»
een regeling hebben getroffen. Om voor een paar men
sen het geheel uit te sluiten en geen regeling toe te
passen is volgaas spreker niet juist. De andete ge
meenten zullen toch ook wel de moeilijkheden hebben
gehad. Is het derhalve niet mogelijk om bij deze ge
meente richtlijnen op te vragen en ze voor deze win
ter toe te passen? Vermoedelijk is er voor de komende
winter nog geen rijksregeling te verwachten.
De voorzitter zegt dat bij uitkering ingevolge de
noodwet ouderdomsvoorziening de spaarzaamheid van de
bevolking toch al wordt gestraft. Immers degenen die
gespaard hebben en voor hun oude dag gezorgd hebben
komen voor een uitkering niet in aanmerking. Het zou
dus onrechtvaardig zijn om degenen die geen uitkering
krijgen nu weer van een kolentoelage uit te sluiten.
De heer Aalbers merkt naar aanleiding van deze discus
sie op, dat er op slot van rekening toch ook nog een
sociale dienst is en als er dus nood is, men toch
langs deze weg geholpen kan worden.
De heer Braat vraagt wat steun tenslotte met recht-
vaardigheid te maken heeft. Steun heeft niets met
rechtvaardigheid te maken.
De heer Visseis, betoogt nog eens dat de lonen vroeger
niet toereikend geweest zijn, dat hierjCaan de grote
armoede van een deel van de bevolking is toe te schrij
ven en dat hiermede een aanvang is gemaakt door de
uitkering noodwet ouderdomsvoorziening.
ge11* j