So
Hierna vervolgt de Voorzitter van de raad zijn
onderbroken redeoering:
Mijne Heren. De Minister heeft al gewezen op
hetgeen in de afgelopen 100 jaar is geschied. Ik
zal dus niet in herhaling treden.
Toch zou het wel goed zijn U te wijzen op twee
vorname zaken.
Thortfcke was zeer gestreden voor zelfstandigheid
der gemeenten; en hieraan is en wordt wel eens
geweld gedaan.
Als voorbeeld wil ik U noemen "de politie". De
plattelands gemeenten bezitten geen eigen politie
meer, U allen weet hoe het daa&j)jede is gesteld.
Onder de bezettingstijd werd de rijkspolitie
geschapen, Na de bevrijding is de oude toestand
niet teruggekeerd; integendeel bij een speciaal
K.B. werd deze bestendigd. Hoewel ik geen blaam
wil werpen op de personen der politie (de êamen-
merking met itfe* de groepscommandant en zijn mannen
alsmede met de districts commandant is buitengewoon
prettig)noem ik de huidige toestand toch een aan
tasting van de zelfstandigheid der gemeente.
Ook de financiële zelfstandigheid is grotendeels
verdwenen. Daaraan is de geringe belangstelling
te wijten van de zijde der bevolking ten aanzien
der gemeentelijke huishouding.
De publieke tribune is thans wel vol, maar groten
deels is zij thans gevuld met mensen -de ambtenaren-
die door hun dagelijks werken, ten nauwste bij de
verrichtingen van het gemeentebestuur zijn betrokken.
Bij Thorbecke heeft voorgezeten een grote irieresse
bij de burgerij voor het gemeenschapsleven aan te
kweken. Doelbewust heeft hij de openbare vergaderinge
in de gemeente wet gehaald; niet de °rondweté
schrjrft dit voor.
De huidige, weinige belangstelling komt voort uit de
onbekendheid met het financieel aandeel dat men
bij de gemeentelijke huishouding heeft.
Vroeger werd de Inkomsten Belasting door de
gemeente zelf opgelegd; uit de aanslag kon men
min of meer afleiden op welke wijze men werd
bestuurd. Thans wordt alles bekostigjuit de grote
rijks kas, waarin men wel moet bijdragen, doch aan
het te betalen bedrag kan men niet de behóften der
gemeente toetsen,
Een andere ongunstige factor ten aanzien van Het
financieel zelfbestuur is de onmacht om zelf bronnen
aan te boren tot dekking der kosten, vaak van hoger
hand opgelegde kosten.
Met deze beknotting van de gemeentelijke zelf
standigheid zijn we echter niet gekomen aan het einde
ener periode; neen een nieuw tijdvak is ingeluid.
&root werk staat in deze gemeente nog te wachten.
Ik spreek de wens uit, dat het college van de raad
zijn taak goed zal begrijpen. Dat het steeds klaar
zal staan om met energie en durf de belangen der
gemeente te behartigen, zoals Mr.Oud in zijn rede
heeft gezegd.
.Ik hoopt dat met Gods zegen de welvaart in deze
gemeente weer moge opbloeien en het geestelijk leven
hiermede gelijke tred zal houden.
17192 1