3 Toespraak van de Minister van Binnenlandse Zaken, Mr. J. H. van Maarseveen. Dames en heren, voorzitters en leden van de gemeenteraden in Nederland! Op dit gedenkwaardig en feestelijk ogenblik, waar op wij ons indachtig maken, dat heden voor hon derd jaren de Gemeentewet werd afgekondigd en ver bindend werd, verheug ik mij over het feit, dat de voortgang der techniek het mogelijk maakt, dat ik tot de gezamenlijke gemeenteraadsleden in Nederland veel meer dan tienduizend in getal het woord kan richten. Mijn lijfelijke afwezigheid maakt het U on mogelijk om met de spreker, wiens stem U in Uw midden thans hoort, naar Uwe gewoonte in een nut tige gedachtenwisseling te treden, doch in deze leemte wordt op een gelukkige wijze voorzien, doordat straks Uwe gevoelens zullen worden vertolkt door mr. Oud, de voorzitter van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, die tot deze herdenking het initiatief heeft genomen. Het eeuwfeest van de Gemeentewet is vóór alles het eeuwfeest van de gemeenteraden. Vóór 1851 beston den de gemeenteraden, in de zin, waarin wij ze thans kennen, niet. Vóór 1851 waren de plaatselijke be sturen rechtstreeks afhankelijk van de uitvoerende macht, welker bevoegdheid om aan de plaatselijke be sturen zodanige bevelen te geven als zij zou vermenen te behoren, door de Grondwet uitdrukkelijk erkend was. In de plattelandsgemeenten, wier getal ongeveer twaalf honderd bedroeg, werden de raden niet ge kozen, maar door de Staten der Provincie benoemd. Alleen in de omtrent tachtig stedelijke gemeenten werden de raadsleden langs de weg van getrapte ver kiezingen aangewezen. Eens gekozen konden zij nim mer meer door hun kiezers ter verantwoording wor-

Raadsnotulen

Etten-Leur: 1936-1979 | 1951 | | pagina 72