17192 1 10^ De Voorzitter wijst er op steeds de nadruk te hebben gelegd dat, wanneer de raad het plan in de aangeboden vorm vaststelt, dit niet wil zeggen, dat de raad het ontwateringsolan eveneens accepteert. De moeilijkheid in deze is, dat de ontwatering een zeer technische kwestie is. verder is hem ter ore gekomen dat ten aazien van het door de eide Mij ongemaakte plan, een grote reserve bestaat bij de provinciewet verlies van cultuurgrond speelt hier een grote rol. Men zal vrij diep in de grond moeten gaan wil de ontwatering goed werken. Hij stelt de vraag of riolering niet beter is. Zulks zal eveneens kostbaar zijn, doch men kan de cultuurgronden behouden.Hij kan hierop echter geen antwoord geven, daar hij zich niet deskundig acht. Het uitbaggeren van de ürandse vaart kan een belang rijke verbetering worden genoemd, maar niet vergeten mag daarbij dat men bij het werk prachtig droog weer heeft gehad. De grond was dooog en afgewacht moet worden°hoe het zal worden als weer een regenperiode aambreekt.Dan pas heeft men de proef op de som of de tot stand gekomen verbeteging van blijvende aard is en de bezwaren van de randse gronden hiermede zijn opgelost. Over het plan van ontwatering heeft de raad straks afzonderlijk te beslissen wanneer hij zich zal uitspreken'over de te voteren ga?e»4gelden. Acht de raad het werk overbodig dan stelt hij geen gelden beschikbaar. Dit is een kwestie van volkomen vrijheid. Als het ontwateringsplafa er eenmaal is, acht"hij het wel van belang als werkverschaffings- obiect. Wordt het plan nu niet aangenomen, dan stuiten we weer op formalistische moeilijkheden. Het plan moet weer opniaaw worden vastgesteld; oonieuw ter visie ligging. Mogelijk gaat daarmede weer een jaar heen en is weer een jaar verloren voor onze werklozen. Eb tweede instantie krijgt de heer A.Luiikx het woord. Deze onderstreept de woorden van vorige sprekers.Hij ook is van mening dat het uitbaggeren van de Brandsche Vaart goed werk is geweest. Sinds dien is er al hoge waterstand geweest, doch het overtollige water was in mimimum van tijd weg. Watpbetreft de ingediende,bezwaarschriften wil hij niet veel zeggen omdat een van hen tot hem in nauwe familie relatie staat.In een vorige vergadering is beloofd alles in het werk te stellen om een geschikte oplossing te vinden. B en W zullen thans wel over tuigd zijn dat geen oplossing te vinden is. De door hem bedoelde landbouwer wordt niet alleen gedupeerd door zijn gronden maar ook in zijn bedrijfsruimte en zijn gebouwen. Deze laat sten be vinden zich in desolaten toestand maar verbetering werd opgehouden door de hangende uitbreidingsplannen. Herstel is dringend nodig; de gezondheidstoestand der bewoners laat veel te wensen over en daarom alleen zou een verbouwing spoedig mbeten plaats hebben. Spreker is wel overtuigd dat B en W «üoea wat ze kunnen dcoh in dit geval machteloos staan. Hij verklaart zich tegen hetuitbreidingsplan.

Raadsnotulen

Etten-Leur: 1936-1979 | 1951 | | pagina 128