*-s. 17192 1 19 hoofdstuk IX.(Sociale Zëken) De heer Aalbers haalt aan dat enkele weken geleden in de vergadering van de raad door het lid van Reijen de wenselijkheid naar voren is gebrahht van een commissie voor sociale zaken. Door de voorzitter is toen toegezegd, zulks in overweging te nemen. SprekerVvraagt thans hoe of B en W hierover denken. Ook hij acht een commissie voor sociale zaken voor deze gemeente zeer gewenst. We hebben een uitbreidingsplan -aldus spreker- maar ook cultuurgronden. üeze cultuurgronden worden door dit uitbreidingsplan zeer in het nauw gebracht. Het zou ook gaarne zien dat een commissie werd ingesteld voor de herzieing van het uitbreidingsplan. Hierme verklaarde de heer Aalbers zijn beschouwingen te willen eindigen. De Voorzitter neemt hierna het woord en beantwoordt op de eerste plaats de heer Aalbers in volgorde van het door hem naar voren gebrachte. Spijker merkt op dat de heer Aalbers tot zijn Op merking over het aflonend karakter vafa de door hem bedoelde twee ambtenaren klaarblijkelijk is gekomen omdat hij niet op de hoogte is van de voor-geschiede nis der nieuwe salaris verordening. Behalve het vaststellen ener salaris verordening voor het gemeente-personeel was ook als taak opgegevei de vaststelling ener formatieverordening. Dit laatste nu is in de praktijk vrijwel ondeenlijk. Ged. Staten houden zich hier aan een vrij grove schaal. Ze bepalen een vast bedrag waarboven niet mag worden uitgegaan en in verband hiermede heeft de samen stelling van de bezetting der secretarie plaats gehad.Voor een rust/#» gemeente, met weinig of geen eroansie mogelijkheden, kan deze schaal misschien een goede richtlijn zijn, voor een gemeente met een meer dynamisch karakter, als Eft en en leur momenteel inderdaad is, komt de praktijk in botsing met de theorie. Na veel correspondentie hebben B en f gedaan gekregen, dat de 2 hoofdcommiezen in functèe kunnen blijven met deze restrictie, dat aan een van deze betrekkingen een aflopend karakter moet worden gegeven. Aan deze wens hebben wij voldaan. Dit geldt eveneens voor de door de heer Aalbers bedoelde adjunct commies. In feite dient het beschouwd te n worden als "een pluim op de hoedë van deze ambtenaren. Wij hebben verondersteld dat zij zo met de secretarie en de plaats zijn vergroeid door hun jaren laage praktijk, dat zij toch niet weg zullen gaan en het einde van hun diensttijd in deze gemeente wel zullen voltibèien. Anders staat het met de dipibomatoelagen. De gehele regeling der salarissen met diploma-, en rijwieltoelagen, met vrij wonen, enz. behoort in een salarisverordening te worden opgenomen, zulks als gevolg van de ambtenarenwet. Daarbij kon niet met bepaalde omstandigheden rekening worden gehouden. Zou van de normen worden afgeweken dan zou hiervoor

Raadsnotulen

Etten-Leur: 1936-1979 | 1950 | | pagina 24