r
f
i4
Hhr.Verheilen kent a.an een raadsbesluit zoals door
de landbouwer van de Riet wordt gevraagd, weinig
waarde toe. Ter staving zijner bewering verwijst
hij naar het Lichttorenhoofd. De raad heeft enkele
tientallen? jkek uitgesproken in die geest,
dat aldaar uitsluitend woningen zouden worden
gebouwd. Thans komen er toch ook fabrieken.Een
raadsbesluit, waaraan in de tekomst toch niet de
hand wordt gehouden, hcht spreker overbodig.
De heer Dirven zegt geen bezwaax te hebben tegen de
voorgestelde grondaankoop. Hij zou echter willen
vragen de gronden in huur af te staan, zolang deze
nog niet voor industrie gebruikt behoeft te worden.
erder verzoekt hij de gronden niet meer te doen
egaliseren, dan strikt nodig is, daar ze anders
voor de landbouw geen waarde meer hebben.
Dok de heer Aalbers verklaart zich voor het voorstel.
Hij doet eveneens een beroep op B en W om te voor
komen dat de gronden te veel geegaliseerd zullen
worden.
verder bespreekt hij de toestand van het papen-
straatje -thans van Coothstraat geheten- en vraagt
verharding hiervanm vóór dat met het industrie
terrein wordt begonnen.
De heer van Vleuten is niet voor de toezegging aan
van de Riet. Hij vraagt zich af voor hoe lang
een dergelijke toezegging zal duren?
De heer Jos.Luiikx kan zich met het voorstel in zijn
geheel verenigen.
De heer C.M.Lujnkx informeert naar de bedrijfsschade.
De Voorzitter zegt, dat door van de Riet aanvankelijk
was gedacht, de voorwaarde van niet meerdere aankoop
zijner gronden, in het koopcontract te doen onnemen.
Dit stuitte echter op juridische bezwaren.
Daarom is aan van de Riet toegezegd den raad voor
te stellen zich in die geest uit te spreken.Mocht
een opvolgende raad in de toekomst weer anders
beslissen, dat staat van de Riet sterk met dit
raadbesluit. Immers deze nieuwe raad zal dan moeten
aantonen waarom van het eerder genomen besluit wordt
afgeweken en zal daarbij zeer zwaarwegende motieven
op moeten geven. 0o bekeken staat de heer van de
Riet wel sterker tegenover de opvolgende raadscollegei
Wat de vraag van de heer Dirven betreft, kan hij
verzekeren, dat de gronden inderdaad niet eerder
aa.n de landbouw zullen worden onttrokken voor dat ze
voor de industrie nodig zullen zijn en voor die tijd
aan gegadigden kunnen worden verhuurd."et is geenzins
de bedoeling dit terrein braak te laten liggeh.
Met dit antwoord acht spieker ook de vraag van de
heer Aalbers voldoende beantwoord. Wat betreft diens
suggestie over de verharding van de van Coothstraat,
kan hij zeggen, dat het inderdaad de bedoeling.i^=
deze weg te verharden vdór dat het industriee wSr¥t
aangelegd. Boveddien heeft het dit voordeel, dat
bij bezichtiging van het terrein langs behoorlijke
wegen kan worden gegaan, hetgeen voor eventuele"
gegadigden aanlokkelijker is.
N.s. 17192 1