151 De heer J.W. van Reilen verklaart eveneens geen algemene beschouwingen te willen houden. Tot zijn spijt heeft hij door overgrote drukte geen tijd en geen gelegenheid gehad dit machtig stuk te bestuderen zodat hij zich nu min of meer onvoorbereid gevoelt. Zijn mening is echter toch wel, dat men niet al te grote waarde moet toekennen aan een gemeente begroting, Immers bij het opmaken daarvan is men gebonden aan de door de raad genomen besltttfcen, terwijl ook eventueel later aan te brengen ver anderingen steeds ter tafel van d e raad moeten komen, bovendien zullen deze wijzigingen niet veel zoden aan de dijk zetten, daar men aan alleriei bepalingen en voorschriften vast geklonken zit. Als men zo in de gemeente rondziet -gaat spreker verder— komt men tot de conclusie dat het dagelijks bestuur zeer actief geweest is, Kr is in het afge lopen jaar veel tot stand gekomen. Dit alles had echter geen gunstige invloed op de financien der gemeente. Dit kon ook niet anders daar zonder geld geen werken tot stand kunnen worden gebracht. Toch doet dit begrotings tekort niet ptettig aan. Getracht zou moeten worden dat in de teefeomst nietsluitende begrotingen zoveel mogelijk zullen worden vermeden, en dient de raad zich te bezinnen om uitgaven te doen die niet gedekt kunnen worden» Het is immers niet gwenst dat meer wordt uitgegeven dan ontvangen. Misschien zullen we in de toekomst wel eenq voor het feit komen t e staan dat de financien der gemeente niet toelaten dat een of ander object wordt uitgevoerd en werken achterwege zullen moeten worden gelaten hoe wenselijk die overigens ook zullen zijn. Laten we hopen -aldus spreker dat de in het uitzicht gestelde rijksbijdrage voldoende zal zijn, dat het zover niet behoeft te komen. De heer van Rei jen merkt nogmaals op dat hftj niet in de gelegenheid is geweest om de begroting goed te kunnen bestuderen doch alleen de eindcijfers onder de loupe heeft kunnen nemen, Deze eindcijfers hebben hem tot de door hem zo juist uitgesproken gedachten geleid. Hij meende goed te doen de aandacht van de raad hierop te vestigen. De Voorzitter antwoordt dat het door de heer van Rei jen bedoelde ogenblik inderdaad op zeker moment zal komen. Hij hoopt dit tijdstip echter zeer ver in de toekomst te kunnen wegdrukken, De gemeente heeft nog maar heel weinig eigen belasting gebied. Een gezonde financiële toestand eist een eigen belastinggebied»Deze eis is praktisch niet in te willigen. De straatbelasting wordt tot het maximum bedrag geheven; eveneens is zulks het geval met grondbelasting. Het belastingterrein der gemeente reikt reeds tot aan het plafond. Van die kant is dus evenmin iets te verwachten»Alle hoop is gevestigd op de noodregeling van het rijk, die de begroting sluitend zal moeten maken»Idealer zou het zijn, wanneer kon worden teruggekeerd tot eigen belastinggebied. Vooreerst zal zulls wel niet mogelij zijn, daar ^adertje Staat zelf veel nodig heeft.Als we alleen maar denken aan de ^efensie uitgaven bekruipt ons de gedachten, dat die ideale toestand wel nimmer terugkeren zal»

Raadsnotulen

Etten-Leur: 1936-1979 | 1950 | | pagina 172