0
*-s. 17192 1
150
7e.Voorstel van Burgemeester en wethouders met
advies der commissie voor de financien totvaststellinj
der begrotingen voor het dienstjaar 1951 voor:
a) het Grondbedrijf;
b) de dienst van gemeente-werken;
c) het woningbedrijf met begroting onderhoudsfonds.
De Voorzitter wijst op punt 8 der agenda, hetwelk
vaststelling der gemeente begroting voorstelt m
vraagt of een der leden in verband hiermede algemene
beschouwingen wenst te houden, waarin ook de
begrotingen der bedrijven kunnen worden betrokken.
Geen der leden wenst hierover het woord te
voeren. Zonder hoofdelijke stemming worden de
aangeboden begrotingen dienstjaar 1951 der
bedrijven vastgesteld,
8e,Vaststelling der gemeente begroting dienstjaar
1951» met advies der commissie voor de financien,
De heer Aalbers wenst hierover het woord te voeren
zonder echter in een algemene beschouwing te willen
treden.
Hij zegt in het verslag der commissie voor de
financien te hebben gelezen, dat een dertLeden
met het oog op de sombere financiële toestand der
gemeente zich heeft afgevraagd, waarom deze toestand
niet naar voren is gebracht bij de behandeling van de
jdmgste 5loonsverhoging. Niet dat deze alsdan
achterwege had dienen te blijven, doch z.i. was de
toelichting in dit punt dan vollediger geweest.
De heer Aalbers noemt d&ze zienswijze ouderwets
en terecht is toen door de voorzitter geantwoord,dat
bij algemene loonsverhogingen de financiële positie
der gemeente bezwaarlijk een rol kan spelen, omdat
het bezien der salarissen mede als "sluitpost" van
de begroting een niet meer te handhaven en gelukkig
ober het algemeen "verlaten"standpunt is.
De heer Aalberg is van mening, dat voor de thans
geldende behoorlijke salaiisaen ook behoorlijk werk
wordt gepraesteerd en het dus niet aan gaatdeze
te verminderen als het de gemeente minder goed gaat,
Anders geldt dat voor de presentiegelden van de
raadsleden en der commissieleden. Beter ware het
dat deze afstand deden van enige vergoeding.
De Voorzitter merkt op dat hij hier niet wil optreden
als pleiter van de raadsleden, hoewel hij het voor-
stel^van de heer Aalbers sympathiek vindt.
Anderszins zijn er verschillende raadsleden die
voor het bijwonen van diverse vergaderingen loon
moeten derven. Als zij naast alle moeite die zi^ zich
moeten getroosten dan ook nog financiële offers
moeten brengen, wordt van hen wel wat veel gevergd.
Om geval voor geval uit te maken, wie wel en wie niet
financieel schade hebben door het bijwonen van ver
gaderingen is praktisch niet uit te maken. Daarom
is een matig presentiegeld ingevoerd.
De heer Aalbers antwoordt dat hij van zijn suggestie
thans geen voorstel wil maken. Zijn bedoeling is
alleen er de aandacht op te vestigen dat eerder de
presentiegelden dienste worden afgesdhaft dan dat
aan de Clarissen van de ambtenaren wordt getornd
en dat hij hoopt, dat, mocht het ooit zo ver komen,
de raad hierbij een voorbeeld zal stellen»
t