'"1 O n :r J n '0..L .0 -V s. 17192 124- 21.Tot aankoop van grond van de Diaconie der Ned. hervormde gemeente ten behoeve van het industrie terrein, alsmede tot de aanleg van een weg naar het industrie en ,het verhardeb van een gedeelte van de ei straat, 23. Ingekomen vraag van het raadslid P.J.Dirven» luidende alö volgt: "Bierbij zend ik U de volgende vraag, die ik op de a,s. vergadering van de raad 25 Oclover gaarne zag behandeld, Kan er aan de Üeurse Saven tusschen brug en Gesticht niets gedaan worden» Hierin bevindt zich zoveel bagger en onkruid, dat een normale water afvoer onmogelijk is." He Voorzitter verzoekt de wethouder van openbare v/erken, de heer *eskens. hierop antwoord te geven. Deze zegt dat door de gemeente geschouwd is vanaf het St.Antonius Gesticht tot de Haven. Wat het baggeren betreft, hetwelk iets geheel anders is dan schouwen, deelt hij mede, dat aan de Hed. eide Mij. opdracht is gegeven hiervoor een begroting op te maken en wel voor het gedeelte vanaf het gesticht tot de brug en van de brug tot de Mark, Hierbij moet echter met voorzicht igheid worden tewerk gegaan opdat pussen de kademuren niet te diep wordt gepeild, et stuk gelegen tussen de spoorlijn en het Antonius gesticht is echter zeker zo slecht. Ofschoon dit gedeelte regelmatig en herhaaldelijk wordt geschouwd, worden hier steeds emmers, ketels en dergelijk afval opgehaald, eze voorwerpen vormen een stremming en maken dat de bagger tot voorbij het gesticht blijft hangen. De heer Dirven zegt, dat hij juist het gedeelte Vnabij de brug op het oog heeft. Het is hem bekend dat ae arbeiders in de Haven hebben gestaan om de zich aldaar gevormd hebbende eilandjes van onkruid te kunnen auïbveren. Ook de ürandse "aart ondervindt stremming-door opeenhoping van bagger. Als straks weer hoge waterstand is, vreest hij het ergste, daar het water geen doorlaat heeft, Naar zijn mening ligt de grote fout hierin, dat bij het schouwen het schouwsel onder de Vaart wordt gedeponeerd en dit bij hoog water naar de "aven wordt gestuwd. Op die manier is alle werk vergeefé. Het voorgenomen baggeren juicht hij toe, doch hij vreest dat het wel winter zal zijn vooraleer hier mede wordt begonnen, ^aarom vraagt hij of niet onmiddellijk het door hem naar voren gebrachte euvel kan worden verholpen. Wethouder ^eskens zegt fciefe hem eens te zijn doch in de praktijk moet met zoveel onvoorziene dingen rekening worden gehouden. Zo wordt in de zomer het schouwsel onder aan de Vaart gebracht om Het te velde staande graan en andere gewassen te ontzien. Hij voelt er niet veel voor om thans reeds een gedeelte te gaan baggeren, want zelfs een klein gedeelte is altijd nog een groot werk. Hij geeft echter toezegging bij de "eide Mij. aan te dringen op spoedige uitvoering van het baggerwerk.

Raadsnotulen

Etten-Leur: 1936-1979 | 1950 | | pagina 142