22 üeze suggestie lijdt tot een stemming waaruit ten slotte een commissie van 3 leden te voorschijn komt, betaande uit de heren C.J.Pijs die met la, D.B.H.van Vleuten met 9 en H, van ^eer met 13 stemmen worden benoemd» De overige candidaten, de heren Vissers, van Baten burg, Luijten en Feskens verwierven respectievelijk 5, 1, 2 en 1 stem» De benoemden verklaren öeze aanwijzing aan te nemen» 23.Voorstel van Burgemeester en wethouders tot wjlzi- ging der verordening op de Vermakelijkheidsbelasting met advies der commissie voor de financien» De Voorzitter luidt dit agenda punt in met de toe lichting, dat deze verordening, zoals zij thans de raad wordt aangeboden, niet behoeft te worden aan vaard, doch bij niet aanneming, de gemeente een uit kering uit het gemeentefonds verspeelt evenredig met het bedrag, dat door niet heffing van deze belasting minder in"de gemeentekas komt. Die mindere inkomsten worden dan dubbel gevóeld n.l» geen vermakeliikheids- belasting en geen rijksuitkering.. Bovendien behoort de gemeente begrip te tonen voor s Hijks standpunt, dat niet de volle uitkering kan worden gegeven wanneet de gemeente belasting terrein laat braak liggen. De oorsoronkelijk bedoeling was, dat, de raad voor 1 Januari 19^8 de door de Minister nodig geachte tarieven invoerde. Dit werd. tot heden achterwege gelaten, vanwege de deining die de ministeriele circulaire heeft veroorzaakt en waarop een nadere toelichting werd verwacht» De nadere toelichting werd dan ook gegeven, waarbij werd te kennen gegeven dat daaraan zoveel mogelijk de hand moet worden ge houden, doch bijzondere aandacht dient te worden geschonken aan de culturele betekenis der te heffen belast8ng: objecten. De heer Presens zegt, dat hij aangaande dit en het volgende angeüda punt (no»24 subsidies aan culturele verenigingen) welke naar zijn mening nauw samen hangen, enkele aantekeningen heeft gesteld. Om te beginnen is daar het voorstel va.n de raad en de aan Gedeputeerde Staten gerichte brief waarin hij enkele tegenstrijdigheden heeft aangetroffen, ten bewijze waarvan hij enige passages citeert. Hij wijst op de hoge vlucht die het culturele leven in deze gemeente heeft genomen en op de aanzienlijke belasting opbrengst die dit tengevolge heeft gehad. Heeds meerdere malen heeft spreker gewezen op de grot gevaren van de trek naar de stad, en juicht daarom de vooruitgang van het culturele in eigen gemeente zo toe. verder wordt in de door hem genoemde stukken naar zijn mening der instelling 0 en 0 zeer opgehemeld. In feite is dit een zeer eenzijdige in stelling. Hij vraagt wat het heeft gedaan, wat doet het nog? Bestaat deze instelling nog? Wat hebben andere gedaan? Hij wijst op de gildefeesten, met hun folklore, dans en zang. Dat alles is kunst. Diverse brieven ge tuigen van waardering van de Ettense praestaties bij de vertoonde folklore-dansen en vroegen om medewerming o.a. te Breda.

Raadsnotulen

Etten-Leur: 1936-1979 | 1948 | | pagina 26