V
s- 17192 1
13
17e.Schrijven van de gemeentebesturen van Rucphen c.a1
aangaa.nde de gemeenschappelijke regeling St .Willebrord
annex grenswijziging.
De Voorzitter zegt tot de conclusie te zijn ge
komen, dat, wanneer de raad zijn medewerking niet
verleent, Rucphen c.a. kan zeggen, dat Etten de kwest:
St.Willebrord stagneert.
Het verplicht opleggen van de gemeenWchappelijke
regeling aan Rucphen, waarover de raad in zijn ver
gadering van 31 December jl» heeft gesproken, zal
naar zijn mening zeer veel tijd vorderen. Etten mag
z.i. zich niet bloot stellen aan de mogelijkheid fiet
verwijt te moeten incasseren, dat het de belangen van
St.lillebrord niet behoorlijk behartigt. Hij maant
daarom ernstig tot aanneming der is? de- loefc-e B. en W
aangeboden gemeenschappelijke regeling.
De heer Braat deelt mede, met veel interesse de
brieven der gemeentebesturen van Rucphen en Hoeven te
hebben gelezen en acht de inhoud daarvan zeer redelij
Ook hij is van meningdat het algemeen belang -in het
bijzonder dat van St.Willebrord- niet wordt gediend
biï handhaving van het ingenomen standpunt en meent
te moeten constateren dat de Ettense raad deze kwestie
op de soitsdrijft, waartegen hij ernstig waarschuwt.
De heer Presens zegt, dat"de gemeenschappelijke
regeling met grenswijziging de raad in zijn laatste
vergadering uitvoerig heeft besproken en toen besloter;
heeft de grote"regeling te aanvaarden en bij niet
aanneming door RucphenjG.S. te verzoeken de regeling
verplicht op te leggen. Naar zijn mening was dit
besluit zeer juist."Diezelfde avond kwam een oud-
secretarie ambtenaar van Etten hem feliciteren met
deze door de raad genomen beslissing. Deze zeide,
dat, wanneer de raad van Etten ooit een wijs besluit
genomen had, het dit maal is geweest. Waarom dan dit
besluit w?eer vernietigen, vraagt spreker?
Hij becritiseert de veranderde houding van Hoeven,
welke'niet anders beoogt dan toevoeging van de
Ettense Heul en Palingstraat»
De Voorzitter spreekt nogmaals zijn tegenzin uit
om de beslissing aan te houden. Rucphen kan dan met
recht zeggen dat zij op een bhans te leggen basis
aan de Willebrordse belangen willen gaan werken,doch
dat de tegenstand van Etten zulks onmogelijk maakt.
Bovendien is hij er lang niet zeker van dat G.S.
aan Rucphen de door ons verlangde regeling zullen
opleggen, nu 5 van de k colleges die met deze zaak
zijn gemoeid, de "kleine" of normale regeling
wensen, waarvan de principiële opzet is, dat zij
t.z.t. uitgroeit tot de "grote" z.g. ejperimentele
regeling genoemd. Hij stelt daarom voor de eerst
genoemde te aanvaarden.
De heer Feskens aanvaardt het verwijt, dat Etten de
schuld is van het ophouden der Willebrord kwestie
niet. Volgens hem is Rucphen in deze foutief, daar
deze gemeente Hoeven tot volgeling van zijn
Willebrordsche inzichten heeft gemaakt en deze heeft
doen terugkomen op een reeds door hen genomen besluit
f