0t 330 oe Y^^o-hPi van Burgemeester en Wethouders met adviP_o der'commissie voor de iinancien betreffende de benlSitingen voor 19^8. De Voorzitter zegt dat de mening over dit voorstel, in de commissie voor de financien verdeeld is. De meerderheid adviseert echter tot aanvaarding der ingediende begroting» Tb hppr Feskens merkt op, dat nieuwe beplantingen noozakelijk zijn. In de bezettingstijd is veel hout gekapt en dit tekort behoort te worden aangevuld. Maar zijn mening behoort echter bij de beplanting meer zorg te worden betracht dan in het afgelopen jaa~ aan de dag is gelegd. Niet alleen door de langdurige droogte, maar vooral ook door de te late beplanting -ün veel boompjes verloren gegaan. Daarom moet volgens hem getracht worden de beplanting op de luiste tijd te doen geschieden. Hij wijst verder on de smalle wegen, waarvoor het beter is dat slechts aaj ee'h kant bomen worden geplant; voor de verharde wegen eft hij de waarschuwing ze niet te dicht bij de veien te plaatsen, daar deze dan steeds vochtig büjven hetgeen een nadlige invloed op de stenen uit- S^fhPPr Luiikx heeft in het rapport van de commissie belezen, dat "beplanting van de weg naar Zwartenberg nuttiger zal zijn dan van de Vaartkant.Hij informeert bü wie het plantrecht van de Zwartenbergse weg berust, bij de protincie of de gemeente. De Voorzitter zegt dat hij hierna nog geen onderzoek heeft ingesteld. Hij is hiervan weerhouden door de plannen van de provincie aangaande deze weg en zou het beter vinden deze eerst af te wachten, no hP.p.r Luiikx merkt verder op, dat hij onder de te beplanten wegen niet de Attelakense weg heeft aange troffen en vraagt naar de reden hiervan. De Voorzitter antwoordt hierop, dat zulks op advies van deskundige is achterwege gelaten, no heer Feskens acht de bermen van de Attelaksense weg voor beplanting van voldoende breedte zodat hiertoe zonder bezwaar kan worden overgegaan mits de bomen onder deskundig toezicht worden gplaatst. De Voorzitter heeft niet het minste bezwaar de beplanting van de Vaartkant te laten vervallen en deze voor'Attelaken te bestemmen. Do heer Pils acht de opmerking van de heer Feskens betreffende "de beplanting der smalle wegen juist. Het is een feit -aldus 4eze spreker- dat bomen over een strook van 20 a 3° Meter het zonlicht tegenhouden zulks ten nadele van de aangrezwande bebouwde percelen. Hii gevpelt veel voor beplanting uit oogpunt van verfraaiing en ter voorkoming van verstuivingen, msar zulks mag niet plaats hebben ten kosten van de landbouw gewassen. Immers van gemeentewge zullen de bomen niet worden bemest; gevolg is dat zij zich zelf voedsel zullen verschaffen en dit zullen onttrekken asn de te velde staande producten, waardoor schade wordt toegebracht aan de verbouwers. '8- 17192 1

Raadsnotulen

Etten-Leur: 1936-1979 | 1947 | | pagina 209