4
Hetlid Birven bevestigt zijn. suggestie. Hij za g
gaarne bestuursleden,die stem hebben in het college!
van B. en W.
Be Voorzitter antwoordt dat het college van B. en
W. niet vatbaar is voor uitbreiding. Bit doet naar 1
zijne meening ook niet af aan de juistheid van het
voorgest&ède.
Hij is van meening dat in de practijk het zwaartö
punt der armenverzorging zal liggen bij de advies
commissie hoewel theoretisch Burgemeester en wethou
ders het zwaartepunt vormen.
Be opmerkingen van het lid Vissers beantwoordt de
Voorzitter met de mededeeling dat de 3 sociale werk
sters die zullen worden toegevoegd,in dienst van
derden staan. Se opmerking inzake het oneven getal
leden der oommissie ond erschrijft hij als juist.
Het èèevoegen van de gemeente-geneesheeren aan de
comissie zal op moeilijkheden stuiten,daar dezen in
het algemeen gee n tijd zullen hebben,in de advies-
comissie zitting te nemen. Voorts is hij van meening
dat de wethouder voor sociale aangelegenheden toch
wel de aangewezen persoon is om als voorzitter der
commissie op te treden.
Het lid Braat wenscht eveneens medezeggenschap van
de leden der adviescommissie in aangelegenheden,de
armenverzorging betreffende.
Als de Voorzitter het besluit in principe in steun
ming wil brengen merkt het lid Braat op dat hij zeer
veel waarde hecht aan een bestuur met meer bevoegd
heden dan een adviescommissie,
Be Voorzitter antwoordt dat,indien men terug wil
naar een autonoom bestuur men automatisch terugvalt
op het Burgerlijk Armbestuur.
Het lid Luijten wenscht nog zijn meening te zien
bevestigd dat men 6f het College van B. en èf
het Burgerlijk Armbestuur met de armenverzorging
moet belasten,terwijl iedere andere mogelijkheid is
uitgesloten.
Wethouder van de Riet merkt dan op dat het B.A,
ruim 53 H.A. vruchtbaren grond bezit,die na ophef
fing door Burgemeester en wethouders moeten beheerd.j
Beze bezittingen liggen in de geheele gemeentever
spreid en het beheer zal zeer omslachtigen arbeid
tot deren.
Wethouder Pekkeas bevreemdt deze vraag^daar het
wethouder van de Riet bekend moet zijn dat de gemeen
te reeds heel wat eigendommen heeft te beheeren, ter-;
wijl daarover weinig klachten vernomen worden.
Het lid luijten merkt daartegen nog op dat de ben
zittingen 'stan de gemeente aan landerijen meest on-
vruchtbaren grond betreffen,terwijl de gronden van
het B.A. jsjavruchhbare gronden zijn.
Be Voorzitter dringt aan op beslissing inzake het
principewaarmede de Heer van Steen zich accoord
verklaartmits de commissie met een oneven getal le
den wordt uitgerust.
Het lid Vissers','overtuigd van de waarde der advies
oommissie. Zijn opmerking inzake een proeftijd van 1
!£n jaar wordt na een vraag van het lid Luijkx nader
toegelicht en beddelt de samenstelling der commissie
voor ££n jaar te regelen en daarna opnieuw in de
vergadering van den raad te bezien.
Be